Articles

Vissen naar mogelijkheden: nieuwe inzichten in de diagnostiek en behandelmogelijkheden van visallergie

NTvAAKI - jaargang 21, nummer 1, februari 2021

D. Dijkema MSc, dr. J.A.M. Emons , dr. A.A.J.M. van de Ven , dr. J.N.G. Oude Elberink

SAMENVATTING

Visallergie is een van de meest voorkomende voedselallergieën. De aanbevolen behandeling betreft het vermijden van meestal alle vissoorten. Volgens nieuwe inzichten hoeft het vermijden van alle vissoorten tegenwoordig echter niet meer de praktijk te zijn. Patiënten met een visallergie zijn te onderscheiden in 3 groepen: (A) poly-gesensibiliseerde patiënten die op alle soorten vis reageren, (B) monogesensibiliseerde patiënten met een selectieve allergische reactie voor 1 individuele vissoort en (C) oligo-gesensibiliseerde patiënten die reageren op een aantal specifieke vissoorten. Hier kunnen verschillende visallergenen, waaronder parvalbumine, enolase of aldolase verantwoordelijk voor zijn. Dit artikel beschrijft de huidige stand van zaken voor de diagnostiek en behandeling van visallergie, waarbij de meeste patiënten met een visallergie toch vissoorten kunnen eten.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL2021;21(1):4-10)

Lees verder

De invloed van maagzuurremmers of een ‘gastric bypass’ op het ontstaan van voedselallergie

NTvAAKI - jaargang 20, nummer 4, december 2020

D. Dijkema MSc, drs. L.J. Wolters , dr. A.A.J.M. van de Ven , dr. J.N.G. Oude Elberink

SAMENVATTING

Van begin 2018 tot begin 2019 presenteerde zich een 10-tal patiënten op de polikliniek Allergologie voor volwassenen van het UMCG met een ernstiger reactie dan gebruikelijk op een voedselallergeen. Al deze patiënten gebruikten sinds kort een maagzuurremmer of hadden een ‘gastric bypass’ ondergaan. Hypoaciditeit van de maag, geïnduceerd door het gebruik van maagzuurremmers of na een ‘gastric bypass’, zorgt dat eiwitten minder goed worden afgebroken en het risico op een voedselallergie wordt vergroot. Aangezien veel volwassenen een maagzuurremmer gebruiken, lijkt de kans dat dit het ontstaan van een voedselallergie vergroot niet heel reëel. Toch bestaat steeds meer bewijs dat dit mechanisme wel meespeelt. Bariatrische chirurgie lijkt een relevante, nieuwe cofactor voor het ontstaan van systemische allergische reacties op hittelabiele voedselallergenen. Hypoaciditeit geïnduceerd door maagzuurremmers kan eenzelfde effect hebben. Het is daarom aan te raden hierop alert te zijn bij de anamnese. Naast hypoaciditeit speelt mogelijk ook een verhoogde darmpermeabiliteit of het microbioom een rol bij het ontstaan van voedselallergie. Hier moet meer onderzoek naar worden gedaan.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20(4):133-7)

Lees verder

Het alfa-galsyndroom: allergische reactie op zoogdierenvlees, secundair aan een tekenbeet

NTvAAKI - jaargang 20, nummer 3, augustus 2020

drs. A.M.A. Berends , dr. L.B. Bungener , dr. J.N.G. Oude Elberink

SAMENVATTING

Het alfa-galsyndroom is een allergische reactie op rood vlees na eerdere sensibilisatie voor immunoglobuline noglobuline E (IgE)-antistoffen tegen alfa-gal, secundair aan doorgemaakte tekenbeten. De aandoening kan zich op verschillende manieren presenteren; van anafylaxie tot een beeld dat lijkt op chronische urticaria, waarbij de klachten meestal 2–6 uur na het eten van rood vlees ontstaan. Daarnaast is bij het alfa-galsyndroom ook voorzichtigheid geboden met gebruik van cetuximab, bepaalde infuusvloeistoffen (gelofusine, haemaccel) en kunstmateriaal van dierlijk weefsel, aangezien deze ook alfa-gal kunnen bevatten en daarmee eenzelfde kruisreactie kunnen veroorzaken. Het is opvallend dat de aandoening bij het uitblijven van nieuwe tekenbeten en een (tijdelijk) rood vleesvrij dieet meestal zelflimiterend is, maar bij anafylaxie kan eindigen in een fatale afloop. Verder zal het alfa-galsyndroom vaak niet als zodanig worden herkend. Het achterhalen van de specifieke oorzaak (het allergeen) bij allergische reacties is van cruciaal belang voor het langetermijnrisicomanagement van de aandoening. In dit artikel worden meerdere casussen besproken waarbij wordt ingegaan op genoemde aspecten.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20:112-7)

Lees verder

ALLERGIE IN TIJDEN VAN CORONA

NTvAAKI - jaargang 20, nummer 2, mei 2020

dr. J.N.G. Oude Elberink

Lees verder

Ontwikkeling en uitvoerbaarheid van een allergiedienst voor de eerste lijn

NTvAAKI - jaargang 20, nummer 1, februari 2020

dr. B.M.J. Flokstra-de Blok , E. van Heijst , dr. J.W.H. Kocks , dr. J.N.G. Oude Elberink , dr. M.L.A. Schuttelaar , dr. J.L. van der Velde , prof. dr. T. van der Molen , prof. dr. A.E.J. Dubois

SAMENVATTING

De Allergiedienst is een systeem voor diagnostisch en advies gebaseerd op een vragenlijst en de uitslag van specifiek Immuunglobuline E (sIgE). Deze dienst is ontwikkeld om huisartsen te ondersteunen bij het diagnosticeren en behandelen van patiënten met mogelijke allergieën. Een pilotstudie werd verricht om de uitvoerbaarheid van deze Allergiedienst voor de eerste lijn te testen. In deze pilotstudie ontvingen huisartsen diagnostische en beleidsadviezen van de Allergiedienst naast sIgE-testresultaten (interventiegroep) of alleen sIgE-testresultaten (controlegroep). De Allergiedienst-adviezen zijn gebaseerd op de sIgE-testresultaten en de Allergiedienst-vragenlijst die door de patiënt is ingevuld. De Allergiedienst werd als uitvoerbaar beschouwd als >70% van de Allergiedienst-adviezen naar de huisarts zijn gestuurd binnen 10 werkdagen nadat het sIgE testresultaat bekend was. Daarnaast vulden huisartsen een vragenlijst in over hun (voorlopige) diagnose en beleid voordat (T1) en nadat (T2) zij de sIgE-testresultaten hadden ontvangen. Overeenkomsten en verschillen in diagnose, medicatie en verwijzingen tussen huisartsen en de Allergiedienst werden onderzocht op T1 en T2. Tot slot vulden huisartsen in de interventiegroep een vragenlijst in om de bruikbaarheid van de Allergiedienst te evalueren. Resultaten: In totaal zijn 101 patiënten geïncludeerd door 27 huisartsen. In de interventiegroep vulden 42 patiënten (72%) de Allergiedienst-vragenlijst in. Het merendeel van de Allergiedienst-aanbevelingen (93%) was teruggestuurd naar de huisarts binnen 10 werkdagen nadat de sIgE-testresultaten bekend waren, (gemiddeld [SD] 4,7 [4,0] werkdagen). Huisartsen in de interventiegroep rapporteerden in 91% van de gevallen grotendeels of gedeeltelijk de aanbevelingen van de Allergiedienst op te volgen. De totale overeenstemmingscores met betrekking tot de diagnose waren significant hoger (p<0,001) in de interventiegroep dan de controlegroep (gemiddelde [SD]; 0,9 [1,8] versus -0,8 [1,0]). De overeenkomst betreffende medicatie of verwijzing tussen huisartsen en Allergiedienst verschilde niet tussen de interventie en de controlegroep. Huisartsen in de interventiegroep waren positief over de Allergiedienst. De Allergiedienst kan als uitvoerbaar worden beschouwd voor de eerste lijn. Huisartsen lijken de Allergiedienst-adviezen te volgen. De Allergiedienst heeft de potentie om een bijdrage te leveren aan de kennis en kunde van huisartsen om nog betere zorg te bieden aan allergiepatiënten in de eerste lijn.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20:5-12)

Lees verder

Samenvatting NHG-Standaard Allergische en niet-allergische rhinitis

NTvAAKI - jaargang 19, nummer 2, mei 2019

dr. J.N.G. Oude Elberink , dr. G.J. Braunstahl

SAMENVATTING

In mei 2018 is de tweede herziene standaard van het Nederlands Huisartsen Genootschap voor allergische en niet-allergische rinitis verschenen, geschreven door enkele huisartsen en 1 keel-neus-oor (kno)-arts. De standaard biedt een mooie handzame leidraad voor de behandeling van rinitis in de huisartsenpraktijk. Helaas zijn er geen allergologen betrokken geweest bij deze standaard hetgeen zich ook weerspiegelt in de adviezen die worden gegeven, met name als gaat om de mogelijkheden van immuuntherapie. De kanttekeningen die hierover zijn geplaatst zijn helaas niet in de richtlijn verwerkt. Het gevolg hiervan is dat patiënten ten onrechte bepaalde behandelingen worden onthouden en er niet overal adequate adviezen worden verstrekt. Hieronder volgt een samenvatting van de richtlijn waarbij tevens suggesties worden gedaan voor aanvulling van de richtlijn.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2019;19:67-71)

Lees verder

Api m 10-sensitisatie als risicofactor voor falen van bijengifimmunotherapie

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 2, mei 2017

dr. J.N.G. Oude Elberink

Lees verder