ALLERGIE

Transmurale samenwerking allergeenimmunotherapie regio Rijnmond

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 4, november 2017

dr. G.J. Braunstahl , mw. S. Ruikes , mw. T.H. Mennema , R.H.L. Paping , M. Elias , mw. B. Hanselaar , L.M. Chow , M.C. van der Kaaden , prof. dr. P.J.E. Bindels , prof. dr. R. Gerth van Wijk , namens de BeterKeten-projectgroep

SAMENVATTING

Dit artikel beschrijft de ambitie van een werkgroep van zes medisch specialisten uit verschillende ziekenhuizen en drie huisartsen uit de regio Rotterdam-Rijnmond om de behandeling van patiënten met allergische klachten te verbeteren door op het juiste moment op de juiste plaats immunotherapie aan te bieden. Doelstelling is om door een goede samenwerking tussen de eerste en de tweede lijn de kwaliteit en doelmatigheid van deze zorg in de Rotterdamse regio op een hoger plan te brengen. Deze ervaringen zouden ook van waarde kunnen zijn voor andere regio’s en wellicht tot navolging kunnen leiden.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2017;17:138-142)

Lees verder

De rol van het microbioom in de ontwikkeling en ernst van astma

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 4, november 2017

dr. G.A. Tramper

SAMENVATTING

Sinds de opkomst van kweekonafhankelijke technieken zijn er veel nieuwe inzichten verkregen in de rol van het microbioom bij ontstekingsgerelateerde ziekten waaronder astma. Het microbioom staat onder invloed van externe factoren zoals omgeving, dieet en antibioticagebruik. Een verminderde diversiteit van het darmmicrobioom op zuigelingenleeftijd, de aanwezigheid van bepaalde species en een verminderde blootstelling aan bacteriële endotoxinen zijn alle geassocieerd met de ontwikkeling van astma op schoolleeftijd. Causaliteit wordt gesuggereerd door muismodellen. Deze laten zien dat de afwezigheid van bepaalde microbiota gerelateerd is aan de ontwikkeling van astma, en dat dit geremd kan worden door introductie van normale microbiota. Bij volwassenen verschilt het luchtwegmicrobioom van patiënten met licht en ernstig astma van dat van gezonde controles en is geassocieerd met type en ernst van astma. Het fylum Proteobacteriën speelt waarschijnlijk een belangrijke rol bij astma, maar het is onduidelijk of juist ook de afwezigheid van andere fyla belangrijk is voor ziekteontwikkeling. Therapieën gericht op modulatie van het microbioom, zoals pre- of probiotica, hebben tot nog toe niet tot succesvolle resultaten geleid bij astma. Meer inzicht in de interactie tussen het microbioom en het mucosale immuunsysteem is nodig om tot succesvolle therapieën te komen.

(Ned Tijdschr Allergie Astma 2017;17:144-154)

Lees verder

Geschiktheidscriteria voor endoscopische sinuschirurgie bij volwassen patiënten met chronische rhinosinusitis: een RAND/UCLA-project

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 3, september 2017

dr. E.S. Lourijsen , prof. dr. W.J. Fokkens

SAMENVATTING

Momenteel ontbreken duidelijke indicaties wanneer endoscopische sinuschirurgie (ESS) een geschikte behandeling is voor ongecompliceerde chronische rhinosinusitis (CRS) bij volwassenen. Dit resulteert in veel praktijkvariatie rondom het uitvoeren van deze chirurgische techniek. Het doel van deze studie was het ontwikkelen van heldere criteria die richting geven wanneer ESS een geschikte behandeloptie is. Hiervoor is de RAND/UCLA-methodologie gebruikt. Een internationaal panel van 10 experts is samengesteld om in een Delphi diverse klinische scenario’s te beoordelen. In totaal zijn 312 scenario’s beoordeeld voor CRS met of zonder neuspoliepen. Voor ongecompliceerde CRS met neuspoliepen bij volwassenen is een behandelperiode met lokale intranasale corticosteroïden plus een korte kuur systemische corticosteroïden, gepaard met een SNOT-22-score van ≥20 punten en een CT Lund-Mackay-score van ≥1 een geschikte indicatie voor ESS. Voor ongecompliceerde CRS zonder neuspoliepen bij volwassenen is een behandelperiode met lokale intranasale corticosteroïden plus ofwel een korte kuur breedspectrum antibiotica/kweekgerichte antibiotica, of een langere kuur laag gedoseerde antibiotica met anti-inflammatoire nevenwerking (onder andere macroliden), gepaard met een SNOT-22-score van ≥20 punten en een CT Lund-Mackay-score van ≥1 een geschikte indicatie voor ESS. Deze criteria dienen beschouwd te worden als een minimale drempel waaraan voldaan moet worden voordat ESS als behandeloptie overwogen kan worden.

(Ned Tijdschr Allergie Astma 2017;17:104-109)

Lees verder

Ns-LTP-geassocieerde voedselallergieën en cannabisallergie: de vreemde eend in de bijt

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 3, september 2017

I.I. Decuyper MD, PhD

SAMENVATTING

Ns-LTP-proteïnen zijn wijdverspreid in het plantenrijk en komen bijgevolg voor in heel wat verschillende plantaardige voedingsmiddelen en in pollen. Ze werden reeds geassocieerd met allergische sensitisatie, waarbij zich ernstige en uitgebreide allergische reacties kunnen voordoen. In contrast met de klassieke Bet v 1-gerelateerde voedselallergieën, werd beschreven dat ns-LTP-allergie symptomen kan induceren na contact met zowel rauwe als gekookte/verwerkte plantaardige producten. Verder wordt ook een grote hoeveelheid aan kruisallergieën beschreven. Deze kruisreacties zouden mede veroorzaakt kunnen worden door de grote aminozuursequentiehomologie en worden het ns-LTP-syndroom genoemd. Een van deze kruisallergieën omvat cannabisallergie op basis van Can s 3, het ns-LTP dat aanwezig is in Cannabis sativa. Een allergie voor cannabis werd beschreven na recreatief contact, maar ook na professionele cannabisblootstelling, bijvoorbeeld bij laboratoriumpersoneel. Deze allergie kan zich presenteren met lichte allergische klachten; rhinoconjunctivitis, urticaria en angio-oedeem, en in sommige gevallen uitbreiden tot ernstigere klachten, resulterend in een anafylactische reactie. Aangezien er geen commercieel beschikbare huidtests of specifiek-IgE-bepalingen voor cannabis beschikbaar zijn, is een gedetailleerde anamnese van vitaal belang. Er zijn enkele ns-LTP sIgE’s voorhanden voor verschillende fruitsoorten, noten en andere plantaardige voedingsmiddelen. In onze regio zijn er geen gestandaardiseerde extracten voor huidpriktests beschikbaar, prikpriktests kunnen uitgevoerd worden maar zijn evenmin gestandaardiseerd. Het sIgE Pru p 3 (ns-LTP uit perzik) werd reeds meermaals gebruikt als biomarker voor ns-LTP-sensitisatie. Een provocatietest kan eveneens bijdragen tot de diagnose. Desalniettemin zorgt de variatie in ns-LTP-concentratie in verschillende producten en mogelijke cofactoren voor een uitdaging bij de anamnese en de provocatietests. Samengevat kunnen we stellen dat een ns-LTP-sensitisatie een breed spectrum aan allergische klachten kan veroorzaken bij een groot aantal plantaardige voedingsmiddelen, pollen en zelfs cannabis. De diagnose kan het beste worden gebaseerd op een combinatie van een gedetailleerde anamnese, aanvullende huidtests en/of IgE-bepalingen en provocatietests.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2017;17:97-103)

Lees verder

Inspanningsgeïnduceerde laryngeale obstructie; de larynx als knelpunt van de luchtwegen?

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 3, september 2017

dr. R.C. Maat

SAMENVATTING

Ademhalingsproblemen tijdens inspanning bij jongeren worden vaak veroorzaakt door inspanningsastma. Differentiaaldiagnostisch moet ook gedacht worden aan een obstructie van de larynx door inspanning. Dit fenomeen is niet erg bekend en wordt vaak over het hoofd gezien doordat bij inspanningsastma vergelijkbare symptomen optreden. Dit kan leiden tot overbehandeling met inhalatiemedicatie. De anamnese bij dit fenomeen is belangrijk, maar de gouden standaard om een obstructie in de larynx aan te tonen is laryngoscopie tijdens de inspanning. Patiënten met een laryngeale obstructie die ontstaat door inspanning kunnen behandeld worden met ademhalingsoefeningen. Bij een volledige obstructie, waarbij de supraglottische structuren collaberen en op glottisch niveau geen obstructie bestaat, kan eventueel chirurgisch behandeld worden. Dit artikel geeft een overzicht van de huidige stand van zaken.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:111-117)

Lees verder

Mythe en werkelijkheid over extrafijne aerosolen

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 2, mei 2017

dr. A.H. de Boer , P. Hagedoorn , dr. N.H.T. ten Hacken

SAMENVATTING

Bij de behandeling van astma en COPD is het belangrijk om de perifere luchtwegen te bereiken met het geneesmiddel, omdat daar een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het ziektebeeld. De geneesmiddeldepositie uit dosisaerosolen en poederinhalatoren in de periferie van de long is echter zeer beperkt, voornamelijk door grote verliezen in de mond- en keelholte. Daarom wordt momenteel veel geëxperimenteerd met zogenoemde extrafijne aerosolen die ten opzichte van ‘standaard’ aerosolen bij een gelijk inhalatiedebiet een lagere keeldepositie geven. De verwachting is dat daarmee de behandeling van de meest distale luchtwegen kan worden verbeterd. Klinische studies met deze extrafijne aerosolen resulteren echter niet in eenduidige conclusies. Dit komt onder meer doordat er meestal veel meer variabelen in het spel zijn dan alleen de mediane diameter van de aerosoldeeltjes, maar ook doordat de depositiekans in de lagere luchtwegen afneemt wanneer de aerosol voor een substantieel deel uit submicrondeeltjes (diameter < 1 μm) bestaat. Dit is het geval bij polydisperse aerosolen met een massa mediane aerodynamische diameter rond 1 μm.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:63-69)

Lees verder

Dieetbehandeling bij eosinofiele Oesofagitis

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 2, mei 2017

dr. M.J. Warners , dr. B.J. Vlieg-Boerstra , dr. A. Bredenoord

SAMENVATTING

Eosinofiele oesofagitis (EoE) is een chronische allergische aandoening van de slokdarm die de afgelopen jaren steeds vaker is gediagnosticeerd. De ziekte manifesteert zich bij volwassenen met de symptomen van dysfagie en voedselimpactie. Hoewel de pathofysiologie van EoE nog niet geheel is opgehelderd, lijken voedselallergenen een belangrijke rol te spelen. Dit wordt onder andere bevestigd doordat de ziekte succesvol behandeld kan worden door de eliminatie van voedselallergenen. Medicamenteuze behandeling met topicale glucocorticoïden is eveneens effectief, maar doordat de onderliggende oorzaak van de ziekte niet wordt weggenomen, komt de ontsteking terug zodra de behandeling wordt gestaakt. De huidige dieetbehandelingen voor EoE worden gekenmerkt door complete eliminatie (elementair dieet) of eliminatie van specifieke voedselallergenen (eliminatiedieet). Een elementair dieet bestaat uit hypoallergene drinkvoeding op basis van vrije aminozuren. Eliminatiediëten kunnen worden onderverdeeld in empirische eliminatie op basis van de meest voorkomende voedselallergenen (melk, ei, tarwe, soja, vis en/of schaaldieren en pinda/ noten) of gerichte eliminatie op basis van positieve testuitslagen. Een elementair dieet is een zeer effectieve behandeling, maar door de monotone smaak en afwezigheid van vaste voeding is therapietrouw een uitdaging. Empirische eliminatiediëten zijn eveneens redelijk effectief, terwijl het effect van een allergietestgericht eliminatiedieet twijfelachtig is. Gerandomiseerde en placebogecontroleerde studies ontbreken echter tot nu toe. Concluderend heeft een dieetbehandeling voor EoE veel potentie, maar de behandeling dient nog te worden geoptimaliseerd voordat zij geïmplementeerd kan worden in de hedendaagse kliniek.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:54-62)

Lees verder