KLINISCHE IMMUNOLOGIE

Validiteit en betrouwbaarheid van geneesmiddelovergevoeligheid-specifieke kwaliteit-van-leven-vragenlijst

NTvAAKI - jaargang 18, nummer 2, mei 2018

dr. P.A.P. Boereboom , dr. M. Moayeri , dr. H. van Os-Medendorp , dr. I. Baiardini , dr. H. Röckmann

SAMENVATTING

Geneesmiddelgerelateerde overgevoeligheidsreacties zijn sterk geassocieerd met morbiditeit en een verlaagde kwaliteit van leven. Om de kwaliteit van leven van patiënten met geneesmiddelovergevoeligheidsreacties te meten, is recentelijk de eerste ziektespecifieke vragenlijst ontwikkeld in Italië, de Drug Hypersensitivity Quality of Life Questionnaire (DrHy-Q). Deze vragenlijst was tot op heden nog niet beschikbaar in het Nederlands. Het doel van deze studie was de originele Italiaanse DrHy-Q met 15 items te vertalen en te valideren voor het gebruik bij Nederlandssprekende patiënten. Daarnaast zijn de DrHy-Q-scores van deze studie vergeleken met die in andere landen. De originele vragenlijst is vertaald naar het Nederlands en getest in een pilotonderzoek. Vervolgens is de vragenlijst voorgelegd aan patiënten met een diagnostisch bewezen geneesmiddelovergevoeligheid, onder andere gedifferentieerd in het snelle en vertraagde type reactie. Hierbij zijn de validiteit en betrouwbaarheid van de DrHy-Q vastgesteld. In totaal hebben 124 patiënten (65,3% vrouw, leeftijd 56,8 ± 14,0) de Nederlandse DrHy-Q beantwoord. De validiteit is onder andere bevestigd met behulp van de confirmatieve factoranalyse. De correlatie van de DrHy-Q met de RAND-36-domeinen (een generieke vragenlijst voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven) was, zoals verwacht, matig en zowel de interne consistentie als de test-hertest-betrouwbaarheid was hoog (Cronbach’s alfa 0,944 respectievelijk 0,950). De mediane DrHy-Q-score was lager in de onderzochte Nederlandse populatie in vergelijking tot de Italiaanse en Turkse studiepopulaties: 12 [spreiding 0–88] versus 36 [73] en 33 [53]. De Nederlandse DrHy-Q is een valide en betrouwbaar instrument voor het beoordelen van de kwaliteit van leven van patiënten met een geneesmiddelovergevoeligheid.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2018;18:84-90)

Lees verder

Immunotherapie bij inhalatie-allergie: is uitkomst te voorspellen?

NTvAAKI - jaargang 18, nummer 1, februari 2018

dr. M.C.F.J. de Rotte , dr. H.C. Hafkamp , dr. J.M. Kruyt , dr. M.R. Batstra , dr. L.E. Bakker-Jonges

SAMENVATTING

Het voorspellen van de effectiviteit van immunotherapie (IT) als behandeling van allergische rinitis is moeilijk. In deze studie wordt onderzocht of het bepalen van specifiek-IgE (sIgE) tegen allergeencomponenten, een objectieve follow-up van huidtests en/of het bepalen van een klinische score behulpzaam zijn om de respons op IT bij een persisterende allergische rinitis te voorspellen en te vervolgen. In de patiëntenpopulatie die was geselecteerd voor immunotherapie van de afdeling KNO-heelkunde van de Reinier-Haga Groep voegde het bepalen van sIgE tegen allergeencomponenten van gras- en boompollen niets toe aan de voorspelling of deze patiënten reageren op IT. Patiënten die op basis van anamnese en reguliere sIgE-tests geselecteerd werden voor IT waren positief voor sIgE tegen de belangrijkste allergenen. De huidtest was een goede objectieve maat om de reactie op IT te vervolgen. De subjectieve klinische score correleerde ook significant met de respons op IT.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2018;18:30-36)

Lees verder

Introductie van ‘severe combined immunodeficiency’ in het neonatale hielprikscreeningsprogramma in Nederland

NTvAAKI - jaargang 18, nummer 1, februari 2018

dr. M. Blom , dr. R.G.M. Bredius , dr. G.J.A. Driessen , dr. J.M. van Montfrans , prof. dr. T.W. Kuijpers , drs. E.H.B.M. Dekkers , dr. P.J.C.I. Schielen , dr. M. van der Burg , mede namens de Werkgroep Immuundeficiënties (WID)

SAMENVATTING

‘Severe combined immunodeficiency’ (SCID) omvat een heterogene groep van gendefecten die leiden tot een ernstige immuundeficiëntie van het T-celcompartiment en in bepaalde subtypen tot een verstoorde B-celdifferentiatie. Kinderen met SCID presenteren zich in de eerste levensmaanden met ernstige infecties met vaak een fatale afloop voor het eerste levensjaar tenzij het immuunsysteem hersteld wordt door hematopoëtische stamceltransplantatie of gentherapie. In 2015 heeft de Gezondheidsraad aanbevolen om SCID op te nemen in het Nederlandse hielprikscreeningsprogramma. SCID-screening is gebaseerd op de detectie van ‘T-cell receptor excision circles’ (TREC’s) in hielprikbloed door middel van PCR-technieken. Er zijn wereldwijd meerdere pilotstudies uitgevoerd met TREC-assays die laten zien dat het kwantificeren van TREC’s een succesvolle en gevalideerde screeningsmethode is. In enkele landen, zoals Israël en Qatar, en in het merendeel van de Amerikaanse staten is het screenen op SCID al geïntegreerd in het nationale screeningsprogramma. Ook in Nederland zijn in anticipatie op de introductie van SCID in het hielprikscreeningsprogramma de eerste experimenten met TREC-assays uitgevoerd. Voordat SCID-screening volledig geïntegreerd kan worden in de Nederlandse hielprikscreening, zal echter eerst een grootschalige pilotstudie uitgevoerd moeten worden.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2018;18:23-29)

Lees verder

Vroege introductie van hoog-allergene voedingsmiddelen

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 4, november 2017

dr. B. Vlieg-Boerstra

(Ned Tijdschr Allergie Astma 2017;17:155-156)

Lees verder

Preventie van voedselallergie: vermijden is niet goed, tenzij het echt moet

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 4, november 2017

dr. T. Klok , D.H.J. Verhoeven

SAMENVATTING

Waar de preventie van IgE-gemedieerde voedselallergie tot 2008 gericht was op het vermijden van hoogallergene voedingsmiddelen, is deze gedachte nu 180 graden gedraaid. De huidige hypothese is dat primaire sensibilisatie voor voedselallergenen plaatsvindt via de (niet-intacte) huid, met name bij kinderen met eczeem. Vroege expositie via de gastro-intestinale route geeft minder risico op sensibilisatie en heeft in een aantal studies een duidelijk preventief effect op het ontwikkelen van een voedselallergie. Met name voor pinda en verhit (maar geen rauw) ei laten interventiestudies zien dat er een duidelijke risicoreductie bereikt kan worden door vroege orale introductie van het allergeen, vooral bij kinderen met een hoog risico op een voedselallergie. De praktische implicatie van deze observatie roept vragen op over de veiligste en efficiëntste methode waarop vroege introductie bij zuigelingen met een hoog risico kan plaatsvinden. Er is echter genoeg bewijs voor de stelling dat het niet tijdig introduceren van hoog-allergene bijvoeding tot een verhoogde kans op voedselallergieën leidt, waarvoor op dit moment nog geen curatieve behandeling is.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:157-165)

Lees verder

Acute geneesmiddelenallergie: mogelijkheden en beperkingen van basofielenactiveringstests

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 2, mei 2017

Prof. dr. D.G. Ebo

SAMENVATTING

Hoewel geneesmiddelenprovocatietests nog altijd beschouwd worden als de gouden standaard ter ondersteuning van de diagnose van een acute geneesmiddelenallergie, is hun voorspellende waarde niet absoluut en zijn zij niet altijd mogelijk, vanwege ethische en praktische redenen. De diagnose van een AGA berust daarom meestal op een grondige anamnese aangevuld met huidtests en bepaling van geneesmiddelenspecifiek IgE. Deze tests zijn niet absoluut predictief en geneesmiddelenspecifieke IgE-tests zijn nauwelijks beschikbaar. De ontwikkeling, validatie en harmonisatie van nieuwe cellulaire tests zoals de basofielenactiveringstests blijft dus noodzakelijk. Dit overzicht focust op de toepassingen en beperkingen van de basofielenactiveringstest bij acute geneesmiddelallergie.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:71-78)

Lees verder

Voeding en immuniteit: kan voeding bijdragen aan het voorkomen van allergie, infectie en ontsteking?

NTvAAKI - jaargang 17, nummer 1, maart 2017

prof. dr. R.J.J. van Neerven , dr. R. Albers , prof. dr. H. Wichers , prof. dr. J. Garssen , prof. dr. ir. H.F.J. Savelkoul

SAMENVATTING

De rol van voeding voor een goed werkend immuunsysteem wordt steeds duidelijker. Een goed gebalanceerde voeding kan bijdragen aan het voorkomen van ziekte in het vroege leven (allergie, infecties) en het late leven (ontsteking, infecties).

Het belang van macro- en micronutriënten voor het normaal functioneren van het immuunsysteem is reeds lang bekend. We leren ook steeds meer over nieuwe voedingsmiddelen en -componenten die specifieke effecten op het immuunsysteem kunnen hebben. Dit zijn onder andere probiotica, prebiotica en voedingsvezels, componenten van (moeder) melk, vetzuren (PUFA en SCFA), en antioxidantia.

Deze kunnen het immuunsysteem zowel rechtstreeks beïnvloeden als indirect via effecten op darmbacteriën en darmepitheel. Dit artikel probeert een overzicht te geven van de huidige kennis op dit gebied, met een focus op de mogelijke rol van voeding in het voorkomen van allergie, infectie, en ontsteking.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:21-28)

Lees verder