RICHTLIJNEN EN PROTOCOLLEN

Chronische urticaria – een update naar aanleiding van nieuwe richtlijnen

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 4, november 2014

M.T. van den Elzen , dr. H. Röckmann , dr. A.C. Knulst

Samenvatting

Recent zijn de Europese en Amerikaanse richtlijnen voor de diagnostiek, classificatie en therapie van urticaria herzien. In dit artikel worden de veranderingen met de eerdere Europese richtlijn beschreven evenals de verschillen tussen de twee richtlijnen. Onder chronische urticaria vallen zowel chronische spontane urticaria (vroeger idiopathische urticaria) als chronische induceerbare urticaria (vroeger fysische urticaria, cholinerge en aquagene urticaria en contacturticaria). Er is een diagnostisch algoritme ontwikkeld. Daarnaast wordt een therapeutisch algoritme gepresenteerd voor chronische urticaria. Hierbij start men met tweedegeneratieantihistaminica. Bij onvoldoende effect wordt de dosering hiervan verhoogd tot maximaal viermaal de standaarddosering per dag. Bij aanhoudende klachten wordt montelukast, ciclosporine of omalizumab toegevoegd en een exacerbatie kan worden behandeld met kortdurend prednisolon. Het effect van therapie, evenals de impact op het dagelijks leven van de patiënt, kan worden bepaald met behulp van vragenlijsten gericht op ziekteactiviteit en kwaliteit van leven.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:151-57)

Lees verder

Richtlijn diagnostiek van koemelkallergie bij kinderen in Nederland

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 3, september 2014

dr. B.J. Vlieg-Boerstra , dr. A.B. Sprikkelman

Samenvatting

Het doel van deze nieuwe nationale evidencebased richtlijn is om de diagnose van koemelkallergie (KMA) bij kinderen in Nederland zo uniform, betrouwbaar en veilig mogelijk te stellen. De communicatie en afstemming van zorgtaken tussen eerste, tweede en derde lijn worden daarbij verbeterd. Het diagnostisch proces begint met een zorgvuldige (voedings)anamnese. Ook bij één allergisch symptoom kan er sprake zijn van KMA en kan diagnostiek worden ingezet, maar bij twee of meer symptomen is KMA waarschijnlijker. Bij klinische verdenking volgt een koemelkvrij dieet voor ten minste vier weken, resulterend in het verdwijnen of een sterke afname van de symptomen. Intensief gehydrolyseerde voedingen op basis van zowel wei-eiwit als caseïne kunnen in de eerste, tweede en derde lijn de standaardkunstvoeding vervangen. Voeding op basis van vrije aminozuren wordt uitsluitend en bij uitzondering gebruikt in de tweede en derde lijn. De diagnose KMA kan alleen worden gesteld met een dubbelblinde, placebogecontroleerde voedselprovocatie (DBPGVP). De diagnostiek van laagrisico-KMA verschuift van de tweede naar eerste lijn voor kinderen jonger dan 1 jaar. Ook op grotere consultatiebureaus en in de huisartsenpraktijk kunnen voortaan koemelkprovocaties worden uitgevoerd. Daarbij wordt bij voorkeur gebruikgemaakt van de DBPGVP op locatie. Zolang de vergoeding voor het uitvoeren van DBPGVP’s op het consultatiebureau niet geregeld is, worden DBPGVP’s daar nog niet uitgevoerd.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:111-17)

Lees verder

Diagnostiek en behandeling van lichen sclerosus

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 2, mei 2014

dr. E. Ogul , prof. dr. T. Rustemeyer

Samenvatting

Lichen sclerosus (LS) is een chronische inflammatoire huidaandoening die zowel bij kinderen als volwassenen voorkomt. Het geeft genitale jeukklachten, pijn, hypopigmentatie, verlittekening en atrofie van de epidermis. Tevens is er een vergroot risico op het ontwikkelen van plaveiselcelcarcinoom. Om de diagnose LS te stellen is het afnemen van een biopt veelal niet noodzakelijk en de behandeling met ultrapotente topicale corticosteroïden is de eerste keus. In dit artikel komen de aanbevelingen volgens de richtlijn Anogenitale lichen sclerosus van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, aan bod.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:69-74)

Lees verder

De noodset bij anafylaxie, hoeveel adrenalineauto-injectoren moet de arts voorschrijven?

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 1, februari 2014

dr. H. de Groot

Samenvatting

Adrenaline is het middel van eerste keus bij een anafylactische reactie. Om in de toekomst zelf dit middel toe te kunnen dienen, wordt bij bepaalde categorieën patienten met een anafylaxie in het verleden een adrenalineauto-injector voorgeschreven. Vaak worden er meerdere pennen voorgeschreven om praktische redenen, maar in dit artikel wordt gezocht naar bewijs voor een medische reden hiervoor. Gezien het ontbreken van grote, goede studies en internationale richtlijnen, heeft de vakgroep Allergologie gemeend hierover een consensusstandpunt in te nemen.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:24-7)

Lees verder

Diagnostiek en behandeling van ernstig astma bij volwassenen

NTvAAKI - jaargang 13, nummer 4, november 2013

mw. dr. E.J.M. Weersink , Mw. prof. dr. E.H.D. Bel , dr. G.J. Braunstahl , Mw. dr. A. ten Brinke , Mw. L.H.M. Rijssenbeek-Nouwens , Dhr. dr. A.C. Roldaan , Dhr. dr. T.A. van Barneveld

Samenvatting

In deze richtlijn worden de diagnostiek en behandeling van ‘ernstig astma’ bij volwassenen (> 18 jaar) besproken. De meeste patiënten met astma (90%) reageren goed op behandeling volgens de huidige internationale richtlijnen met inhalatiecorticosteroïden en langwerkende bèta-2-mimetica (www.GINAsthma. org). Er blijft echter een kleine groep patiënten over die veel astmaklachten houdt, ondanks hoge doseringen van de standaardastmamedicatie, controle bij de longarts en behandeling van comorbiditeit. Deze groep patiënten vraagt intensieve medische zorg en veroorzaakt veel kosten. Het gaat hier om persisterend ‘uncontrolled’ astma en dit wordt geduid als moeilijk behandelbaar astma met als subtype ernstig astma. Naast het stellen van de diagnose ernstig astma en de bijbehorende behandeling worden er in deze richtlijn adviezen gegeven over monitoring en follow-up evenals over centralisatie van de zorg voor patiënten met ernstig astma. Deze richtlijn is primair bedoeld voor longartsen. Ook voor andere disciplines die betrokken zijn bij de zorg voor astmapatiënten kan deze richtlijn behulpzaam zijn.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2013;13:154-160)

Lees verder

Actiegrenswaarden voor een mogelijke kruisbesmetting van een levensmiddel met allergenen

NTvAAKI - jaargang 13, nummer 2, mei 2013

W.M. Blom , G.F. Houben

Samenvatting

De onbedoelde aanwezigheid van allergenen in levensmiddelen als gevolg van kruiscontaminatie is een probleem voor voedselallergische patiënten en levensmiddelenproducenten. Het etiketteren van producten met een zogeheten ‘kan mogelijk sporen bevatten van …’ (‘may contain’)-etikettering blijkt een slechte correlatie te vertonen met de aan- of afwezigheid van een voedselallergeen door kruiscontaminatie. Dit heeft geleid tot een verminderde waarde van de waarschuwing voor allergische patiënten met mogelijke gezondheidsrisico’s. In internationaal verband wordt daarom gewerkt aan het ontwikkelen van een kwantitatieve richtlijn voor de ‘may contain’-vermelding op basis van wetenschappelijk gefundeerde actiegrenswaarden. Een herziening van de huidige ‘may contain’-vermelding betekent een verbetering van de productkeuze voor allergische patiënten en een betere basis voor de advisering door artsen en diëtisten.

Lees verder

Astma en rhinitis op de werkvloer

NTvAAKI - jaargang 12, nummer 3, september 2012

dr. G.J. Braunstahl , dr. J.C.C.M. in ’t Veen , dr. D.J. Bruinvels , dr. J. van der Zee

Samenvatting

Beroepsgerelateerde factoren spelen een belangrijke rol bij 10 tot 15% van de volwassen astmapopulatie. Werkgerelateerd astma kan worden onderverdeeld in astma dat is ontstaan door werk (beroepsastma) en astma dat verergert door werk (werkgeëxacerbeerd astma). Er lijkt een duidelijke relatie te zijn met rhinitisklachten, waarbij rhinitisklachten vaak aan de ontwikkeling van astma voorafgaan. De focus van deze protocolbespreking zal liggen op beroepsastma. Beroepsastma kan geleidelijk ontstaan (gesensibiliseerd of ‘allergisch’ beroepsastma) of ten gevolge van een acuut toxisch event (irritansgeïnduceerd astma). De diagnose wordt gesteld op basis van een nauwkeurig gedocumenteerde beroepsanamnese in combinatie met aanvullend onderzoek, zoals piekstroomregistratie, provocatietesten, immunologisch onderzoek en eventueel sputumanalyse. De behandeling bestaat uit het saneren van de werkomgeving en optimaliseren van de astmabehandeling. Vroegtijdige herkenning en interventie zijn van belang voor zowel de individuele patiënt als de directe collega’s.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2012;12:122-127)

Lees verder