UIT DE KLINIEK

Een patiënte met benauwdheidsklachten en extreme hypereosinofilie

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 3, mei 2015

drs. J.T. ten Holder , dr. J.S. van der Zee , dr. P. Bresser

Samenvatting

Op onze polikliniek presenteerde zich een met astma bekende vrouw met benauwdheidsklachten en een extreme eosinofilie. Er werd een brede differentiaaldiagnose opgesteld waarna patiënte uitgebreide diagnostiek onderging. Verscheidene aandoeningen, waaronder eosinofiele granulomatose met poly-angiitis (voorheen churg-strausssyndroom) en allergische bronchopulmonale aspergillose, konden worden uitgesloten waarna de werkdiagnose chronische eosinofiele pneumonie werd gehanteerd. Na instelling op een hoge dosis steroïden was er sprake van een dramatische verbetering.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:84-89)

Lees verder

Zit je haar goed? Een bijzondere oorzaak van een beroepsallergie bij een dierenarts

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 1, februari 2015

dr. J.M.J. Vermazeren-van Roij , dr. A.C.M. Kunkeler

Samenvatting

Wij zagen op de polikliniek een 32-jarige vrouw met klachten van niezen en rode ogen. De klachten traden altijd op tijdens doordeweekse dagen. Patiënte werkte als dierenarts in een groot dierencentrum. Contactallergisch onderzoek leverde een sterk positieve reactie op voor parafenylenediamine (PPD). In eerste instantie leek dit geen relatie te hebben met haar klachten, maar bij nader inzien bleken de dieren in het dierencentrum waar ze werkte, jaarlijks met verf gemarkeerd te worden tijdens hun gezondheidsonderzoek. Patiënte hielp soms mee om de verf met borstels op de dieren aan te brengen. Bij het markeren kwamen er veel verfdeeltjes in de lucht terecht. In de verf bleek PPD te zitten, waardoor de klachten van patiënte verklaard konden worden.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:22-24)

Lees verder

Allergie voor fresia, zeldzaam of niet herkend?

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 3, september 2014

M. van Esch , prof. dr. T. Rustemeyer

Samenvatting

De fresia is een bloem die bij beroepsgebonden expositie voor zover bekend weinig huidklachten geeft. Luchtwegklachten bij atopici zijn wel beschreven. Sensibilisatie voor fresia komt met name voor bij beroepsgebonden expositie aan grote hoeveelheden allergenen. Indien er beroepsgebonden allergische klachten bestaan bij expositie aan fresia, betekent dit in de meeste gevallen dat de werkzaamheden moeten worden gestaakt. Het is niet duidelijk of allergie voor fresia zeldzaam is of niet herkend wordt.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:118-20)

Lees verder

Voedselafhankelijke, inspanningsgeïnduceerde urticaria en angio-oedeem ten gevolge van basilicum

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 2, mei 2014

dr. R.A. Tupker

Samenvatting

In dit artikel wordt een patiënte beschreven die urticaria en angio-oedeem ontwikkelde nadat ze een gerecht at met pesto op basis van basilicum, waarna ze inspanning leverde. De diagnose werd gesteld op grond van de uitkomst van de priktest die alleen positief bleek voor basilicum.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:75-8)

Lees verder

Progressieve kortademigheidsklachten en een fijn nodulair thoraxbeeld

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 1, februari 2014

dr. K. Crijns , prof. dr. F.W.J.M. Smeenk

Samenvatting

Een 27-jarige vrouw presenteerde zich op onze spoedeisendehulpafdeling met progressieve kortademigheidsklachten en een duidelijke inspanningsbeperking. Een CT-thorax liet fijne centrilobulaire noduli met een matglasaspect zien. Differentiaaldiagnostisch werd gedacht aan infectieuze oorzaken, extrinsieke allergische alveolitis of sarcoïdose. In het kader van onze differentiaaldiagnosen verrichtten wij een broncho-alveolaire lavage. Deze toonde een lymfocytose met een verlaagde CD4+/CD8+-ratio. Precipitines voor Micropolyspora faeni bleken positief te zijn. Op grond van deze bevindingen werd de diagnose extrinsieke allergische alveolitis gesteld. In eerste instantie werd de expositiebron niet direct geïdentificeerd. Na vermijding van expositie aan het oorzakelijk antigeen en orale corticosteroïden knapte patiënte op. Extrinsieke allergische alveolitis is een complex klinisch immunologisch syndroom. De diagnose wordt in het algemeen gesteld op een combinatie van klinische, röntgenologische, immunologische en eventueel histologische bevindingen. Vermijding van expositie aan het oorzakelijk antigeen vormt de hoeksteen van de behandeling. Zelden zijn corticosteroïden geïndiceerd.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:28-35)

Lees verder

Nooit te oud voor een allergie?

NTvAAKI - jaargang 13, nummer 4, november 2013

dr. H. de Groot

Samenvatting

Voedselallergie komt meestal voor bij het jonge kind en verdwijnt vaak weer voor het tiende levensjaar. Bij jongvolwassenen komt vaak een secundaire voedselallergie voor op basis van kruisreacties met pollen. In deze casuïstiek worden twee patiënten beschreven die op oudere leeftijd de novo een anafylactische reactie krijgen op een geïsoleerd voedselallergeen.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2013;13:161-163)

Lees verder

Pulmonale alveolaire proteïnose: de rol van autoantistoffen tegen GM-CSF bij etiologie en diagnostiek

NTvAAKI - jaargang 13, nummer 3, september 2013

dr. E.J. Japenga , W.A. van Leeuwen , dr. S. Stapel , dr. J.S. van der Zee

Samenvatting

Pulmonale alveolaire proteïnose is een zeldzame aandoening die wordt gekarakteriseerd door ophoping van surfactant in de alveoli. De idiopathische (verworven) vorm komt het meest voor en is geassocieerd met het voorkomen van autoantistoffen tegen ‘granulocyte macrophage-colony stimulating factor’ (GM-CSF). Bepaling van autoantistoffen tegen GM-CSF is nu in Nederland mogelijk en betekent een belangrijke uitbreiding van de niet-invasieve diagnostische mogelijkheden wanneer er een verdenking op pulmonale alveolaire proteïnose bestaat.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2013;13:120-124)

Lees verder