Articles

Diagnostiek en behandeling van T2-laag astma: onbekend maakt onbemind

NTvAAKI - jaargang 22, nummer 1, februari 2022

drs. J.A. Witte , dr. J.H. Kappen

SAMENVATTING

Astma is een veelvoorkomend heterogeen ziektebeeld met diverse endo- en fenotypen. Het wordt gekenmerkt door de symptomen kortademigheid, piepende ademhaling en hoesten. In Nederland worden ongeveer 500.000 patiënten voor deze klachten behandeld.1 De behandeling van astma is vastgelegd in nationale en internationale richtlijnen, wat heeft geresulteerd in een generiek behandelschema voor alle astmapatiënten. Dit behandelschema bestaat uit een ‘step-up’-strategie, waarbij de dosering inhalatiecorticosteroïden (ICS) en luchtwegverwijders wordt opgehoogd als de klachten niet onder controle zijn. Het is in de afgelopen jaren steeds duidelijker geworden dat deze behandelstrategie niet adequaat is voor patiënten met laag inflammatoire endotypen, T2-laag astma genoemd. Bij patiënten met T2-laag astma blijkt zowel de ‘step-up’-strategie als de behandeling met veelgebruikte biologicals niet effectief, omdat deze behandelingen aanhaken op de inflammatoire processen van T2-hoog astma. De inflammatoire processen van T2-laag astma zijn daarentegen grotendeels onbegrepen en gerichte behandelingen met biologicals zijn dan ook niet beschikbaar. T2-laag astma wordt vaak niet goed herkend, waardoor patiënten soms worden behandeld met ICS volgens de generieke ‘step-up’-strategie. Vanwege de persisterend hoge ziektelast van patiënten met T2-laag astma, kan dit resulteren in hoge doseringen corticosteroïden zonder voldoende klinisch effect, met bijwerkingen tot gevolg. Mogelijke nieuwe behandelopties worden onderzocht, maar tot die tijd staat het benutten van alternatieve (nietmedicamenteuze) behandelopties voor T2-laag astma centraal. In dit artikel zijn de belangrijkste behandelopties voor dit type astma samengevat.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(1):17–23)

Lees verder

Biomarkers bij allergeenspecifieke immunotherapie

NTvAAKI - jaargang 18, nummer 4, november 2018

dr. J.H. Kappen , dr. J.C.C.M. in ’t Veen , dr. G.J. Braunstahl

SAMENVATTING

Allergische ziektes komen veel voor in de Westerse wereld en hebben een grote impact op de kwaliteit van leven. Allergeenspecifieke immunotherapie is mogelijk een effectieve en immuunmodulerende behandeling wanneer allergeenvermijding en medicamenteuze behandeling niet afdoende werkzaam zijn. Ondanks de aangetoonde effectiviteit zijn er patiënten die niet responderen. Er is grote behoefte aan biomarkers die vooraf de kans op een succesvolle behandeling voorspellen. Er wordt meer en meer bekend over het mechanisme van allergeenimmunotherapie. In het kort: de T-helper 2-respons wordt omgebogen naar een T-helper 1-respons via regulatoire T-cellen en interleukine-10. Daarnaast is er een toename van specifiek IgG4-antistoffen die een allergische reactie blokkeren. Specifiek IgG4 blokkeert ook de IgE-gemedieerde allergeenpresentatie aan B-cellen (IgE-‘facilitated allergen binding’ [FAB]). Er is echter nog geen duidelijke correlatie tussen de gemeten immunologische veranderingen en de mate van respons. Specifiek IgG4 lijkt bruikbaar als indicatie voor therapietrouw, IgE-FAB is veelbelovend als toekomstige biomarker voor responsen. Meer onderzoek is nodig dat gericht is op een objectieve beoordeling van biomarkers die een klinische respons voorspellen.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2018;18:145-149)

Lees verder

Ervaringen in de klinische praktijk met anti-IL-5-therapie bij ernstig eosinofiel astma

NTvAAKI - jaargang 18, nummer 1, februari 2018

dr. G.J. Braunstahl , dr. J.H. Kappen , dr. J.C.C.M. in ’t Veen

SAMENVATTING

De behandeling van patiënten met ernstig astma is de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen. Tot 10 jaar geleden was onderhoudsbehandeling met orale corticosteroïden dikwijls de enige optie om astma-aanvallen te voorkomen en klachten te verminderen bij patiënten met ernstig astma. Nu zijn er meerdere selectieve behandelingen gericht op onderliggende biologische mechanismen beschikbaar, die het mogelijk maken om astma beter te controleren en orale corticosteroïden af te bouwen. Anti-IL-5-therapie is zo’n selectieve behandeling, waarmee sinds februari 2016 ervaring is opgedaan in verschillende centra in Nederland, waaronder het Franciscus Gasthuis in Rotterdam. Deze review beschrijft de plaatsbepaling van anti-IL-5 ten opzichte van andere biologicals en de eerste ervaringen met mepolizumab bij de behandeling van ernstig eosinofiel astma.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2018;18:10-15)

Lees verder

Reslizumab voor de behandeling van ernstig eosinofiel astma. Een multicenter-fase-3-studie

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 3, mei 2015

dr. J.H. Kappen , dr. G.J. Braunstahl

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:93)

Lees verder