Articles

Nieuwe, positieve plakproefreacties op dag 7: de toegevoegde waarde van de plakproef-aflezing op dag 7

NTvAAKI - jaargang 20, nummer 4, december 2020

drs. C.C.A. van Amerongen , dr. M.L.A. Schuttelaar

SAMENVATTING

Het niet uitvoeren van een dag (D) 7-plakproefaflezing kan resulteren in het missen van nieuwe (laat) positieve reacties. Patiëntkarakteristieken en allergeengroepen kunnen geassocieerd zijn met de ontwikkeling van nieuwe, positieve D7-reacties. Plakproefuitslagen tussen 2008–2018 van 3.292 patiënten, getest met de Europese basisreeks, werden geanalyseerd. Positieve reacties werden uitgesplitst in positief op D3 of nieuwpositief op D7. In totaal lieten 447 patiënten (13,6%) een nieuwpositieve reactie zien op D7. Uit een univariabele regressieanalyse bleek dat de groep patiënten tussen 18–30 jaar negatief geassocieerd was met nieuwpositieve D7-reacties. Voor geslacht, constitutioneel eczeem en arbeidsgerelateerd contacteczeem werden geen associaties gevonden. Topicale corticosteroïden (‘odds ratio’ [OR]: 1,87; 95%-BI: 1,09–3,21) en overige ‘topicals’ (OR: 2,60; 95%-BI: 1,92–3,51) bleken significant geassocieerd met nieuwe, positieve D7-reacties. Een D7-aflezing is dus van toegevoegde waarde, vooral voor topicale corticosteroïden en overige ‘topicals.’

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20(4):138-42)

Lees verder

Ontwikkeling en uitvoerbaarheid van een allergiedienst voor de eerste lijn

NTvAAKI - jaargang 20, nummer 1, februari 2020

dr. B.M.J. Flokstra-de Blok , E. van Heijst , dr. J.W.H. Kocks , dr. J.N.G. Oude Elberink , dr. M.L.A. Schuttelaar , dr. J.L. van der Velde , prof. dr. T. van der Molen , prof. dr. A.E.J. Dubois

SAMENVATTING

De Allergiedienst is een systeem voor diagnostisch en advies gebaseerd op een vragenlijst en de uitslag van specifiek Immuunglobuline E (sIgE). Deze dienst is ontwikkeld om huisartsen te ondersteunen bij het diagnosticeren en behandelen van patiënten met mogelijke allergieën. Een pilotstudie werd verricht om de uitvoerbaarheid van deze Allergiedienst voor de eerste lijn te testen. In deze pilotstudie ontvingen huisartsen diagnostische en beleidsadviezen van de Allergiedienst naast sIgE-testresultaten (interventiegroep) of alleen sIgE-testresultaten (controlegroep). De Allergiedienst-adviezen zijn gebaseerd op de sIgE-testresultaten en de Allergiedienst-vragenlijst die door de patiënt is ingevuld. De Allergiedienst werd als uitvoerbaar beschouwd als >70% van de Allergiedienst-adviezen naar de huisarts zijn gestuurd binnen 10 werkdagen nadat het sIgE testresultaat bekend was. Daarnaast vulden huisartsen een vragenlijst in over hun (voorlopige) diagnose en beleid voordat (T1) en nadat (T2) zij de sIgE-testresultaten hadden ontvangen. Overeenkomsten en verschillen in diagnose, medicatie en verwijzingen tussen huisartsen en de Allergiedienst werden onderzocht op T1 en T2. Tot slot vulden huisartsen in de interventiegroep een vragenlijst in om de bruikbaarheid van de Allergiedienst te evalueren. Resultaten: In totaal zijn 101 patiënten geïncludeerd door 27 huisartsen. In de interventiegroep vulden 42 patiënten (72%) de Allergiedienst-vragenlijst in. Het merendeel van de Allergiedienst-aanbevelingen (93%) was teruggestuurd naar de huisarts binnen 10 werkdagen nadat de sIgE-testresultaten bekend waren, (gemiddeld [SD] 4,7 [4,0] werkdagen). Huisartsen in de interventiegroep rapporteerden in 91% van de gevallen grotendeels of gedeeltelijk de aanbevelingen van de Allergiedienst op te volgen. De totale overeenstemmingscores met betrekking tot de diagnose waren significant hoger (p<0,001) in de interventiegroep dan de controlegroep (gemiddelde [SD]; 0,9 [1,8] versus -0,8 [1,0]). De overeenkomst betreffende medicatie of verwijzing tussen huisartsen en Allergiedienst verschilde niet tussen de interventie en de controlegroep. Huisartsen in de interventiegroep waren positief over de Allergiedienst. De Allergiedienst kan als uitvoerbaar worden beschouwd voor de eerste lijn. Huisartsen lijken de Allergiedienst-adviezen te volgen. De Allergiedienst heeft de potentie om een bijdrage te leveren aan de kennis en kunde van huisartsen om nog betere zorg te bieden aan allergiepatiënten in de eerste lijn.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20:5-12)

Lees verder

Filaggrinemutaties zijn geassocieerd met Polysensibilisatie

NTvAAKI - jaargang 20, nummer 1, februari 2020

drs. A.N. Voorberg , dr. M.L.A. Schuttelaar

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20:35-36)

Lees verder

Emollientia bij de behandeling van constitutioneel eczeem

NTvAAKI - jaargang 19, nummer 1, februari 2019

J.E. Wilbrink-Weinbeck , dr. M.L.A. Schuttelaar

SAMENVATTING

Verstoring van de huidbarrière speelt een belangrijke rol in de etiologie van constitutioneel eczeem. Veranderingen in samenstelling van lipiden en eiwitten resulteren in een toename van het transepidermaal vochtverlies en maken het mogelijk dat lichaamsvreemde stoffen de epidermis kunnen binnendringen. Het gebruik van zalven en crèmes (emollientia) is een essentieel onderdeel van de behandeling van constitutioneel eczeem, met als doel de huidbarrière te verbeteren. De emollienskeuze is vaak gebaseerd op persoonlijke ervaringen van een behandelaar en voorkeuren van een patiënt, omdat er op dit moment een gebrek is aan kennis over de effectiviteit van verschillende emollientia. Studieresultaten laten zien dat het gebruik van emollientia de ziekte-ernst vermindert, de kwaliteit van leven verbetert en een corticosteroïden-besparend effect heeft. Als gevolg van heterogeniteit van de etiologie binnen de patiëntenpopulatie van constitutioneel eczeem is het te verwachten dat niet alle eczeempatiënten baat hebben bij dezelfde emolliens. Toch zijn er wel algemene aanbevelingen te doen. Het beste effect van emolliensgebruik mag verwacht worden als een emolliens de huidbarrière daadwerkelijk verbetert en de patiënt deze prettig vindt om te gebruiken. Daarnaast is het belangrijk dat de noodzaak van het smeren duidelijk is voor de patiënt en dat belastende en uitlokkende factoren vermeden worden. Met behulp van voorlichting over de etiologie kan men zelfmanagement verhogen. Door meerdere emollientia uit te laten proberen, en effecten te evalueren, zal men tot de meest optimale productkeuze komen.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2019;19:3-10)

Lees verder

Contactallergie door para-fenyleendiamine in permanente haarkleuring

NTvAAKI - jaargang 16, nummer 2, mei 2016

T.A. Vogel , C.M. Oostewechel , dr. M.L.A. Schuttelaar

Samenvatting

De aromatische amine para-fenyleendiamine (p-phenylenediamine, PPD) is een van de belangrijkste ingrediënten in permanente haarkleuring. Het is een klein molecuul, dat gemakkelijk de haarschacht kan binnendringen, snel polymeriseert in aanwezigheid van een oxidant en een zeer sterke eiwitbindende capaciteit heeft. Deze chemische eigenschappen van PPD maken het niet alleen een ideaal haarkleuringsmolecuul, maar ook een molecuul dat zeer gemakkelijk (ernstige) contactallergieën kan veroorzaken. In de algemene populatie varieert de prevalentie van PPD-contactallergieën tussen 0 tot 1,6% wereldwijd, terwijl deze prevalentie bij eczeempatiënten, die epicutane allergietesten ondergingen, ongeveer 3 tot 7% is. Klinisch kenmerken PPD-contactallergieën zich door een matig scherp begrensd jeukend erytheem, schilfering, en soms vesikels of bullae op het behaarde hoofd. Het metabolisme van PPD is zeer complex en nog niet volledig opgehelderd. Het bestuderen van penetratie en haptenisatie van PPD is uitdagend, omdat PPD gemakkelijk oxideert bij blootstelling aan de lucht en geconjugeerd wordt door arylamine N-acetyltransferase 1 in monoacetyl-PPD (maPPD) en diacetyl-PPD (daPPD). De balans tussen activatie (oxidatie) en enzymatische deactivatie (acetylatie) lijkt cruciaal voor het al dan niet induceren van een sensibilisatiereactie.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:39-43)

Lees verder

Richtlijn constitutioneel eczeemsystemische therapie, dermatocorticosteroïden in de zwangerschap en patiëntenvoorlichting

NTvAAKI - jaargang 15, nummer 4, september 2015

D. Dittmar , dr. M.L.A. Schuttelaar

Samenvatting

Recent is de richtlijn voor constitutioneel eczeem herzien. In dit artikel worden drie belangrijke veranderingen besproken. Indien constitutioneel eczeem niet goed reageert op lokale therapie moet systemische therapie worden overwogen. Ciclosporine-A is het middel van eerste keus. Er wordt aanbevolen om met een hoge dosis (5 mg/kg per dag) te starten om remissie te induceren waarna afgebouwd kan worden naar een lagere onderhoudsdosis (2,5-3 mg/kg per dag). Bij contra-indicaties, bijwerkingen of onvoldoende effectiviteit kan gekozen worden voor azathioprine, methotrexaat of mycofenolaat motefil/ mycofenolzuur als alternatief. Er zijn nieuwe studies gedaan naar de veiligheid van lokale corticosteroïden tijdens de zwangerschap. Bij potente tot zeer potente lokale corticosteroïden is er gevaar op intra-uteriene groeivertraging. Klasse 1 en 2 lokale corticosteroïden zijn veilig bij zwangeren. Voorlichting en begeleiding van patiënten met constitutioneel eczeem door een verpleegkundige via consulten of e-health zijn effectief en kunnen kosten besparen.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2015;15:119-123)

Lees verder

De positieve relatie tussen de sterkte van de plakproefreactie op p-phenylenediamine en kruisreactiviteit met gerelateerde allergenen

NTvAAKI - jaargang 14, nummer 4, november 2014

dr. H.M. Bosker , dr. M.L.A. Schuttelaar

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2014;14:163)

Lees verder