Articles

Gepersonaliseerde omalizumabbehandeling bij patiënten met chronische spontane urticaria – een praktische handleiding

NTvAAKI - jaargang 19, nummer 3, augustus 2019

T. Niemeyer-van der Kolk , M.S. van Maaren , dr. M.B.A. van Doorn

SAMENVATTING

Een belangrijke beperking bij de omalizumab-behandeling van patiënten met chronische spontane urticaria (CSU) betreft de vaste dosis en het gefixeerde doseerinterval (300 mg per 4 weken). Dit artikel biedt een praktische handleiding (algoritme) voor gepersonaliseerde omalizumab-behandeling van patiënten met CSU waarin zowel de mogelijkheid tot aanpassing van de dosis als het doseerinterval wordt beschreven. Een retrospectieve analyse in de eigen patiëntenpopulatie (n=63) liet zien dat na ophogen van de omalizumab-dosering bij patiënten met een partiële respons, 56% van deze patiënten alsnog een complete respons behaalde. Daarnaast kon bij een aanzienlijk aantal patiënten met een complete respons (n=24) het doseerinterval met succes worden verlengd naar 8 weken en de behandeling uiteindelijk worden gestaakt. Van deze patiënten bleef 58% in langdurige complete remissie. Hoewel de resultaten nog moeten worden bevestigd in een groter prospectief onderzoek is het voorgestelde algoritme reeds toepasbaar in de klinische praktijk.

NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2019;19:80-8)

Lees verder

Nederlandse richtlijn Voedselprovocatie

NTvAAKI - jaargang 16, nummer 1, februari 2016

M.S. van Maaren

Samenvatting

De diagnose voedselallergie kan zonder provocatie alleen gesteld worden in geval van een acute allergische reactie minder dan één jaar voor presentatie op een duidelijk identificeerbaar allergeen voedingsmiddel in combinatie met sensibilisatie voor dat voedingsmiddel. In alle andere gevallen is de voedselprovocatietest de enige test die met voldoende zekerheid een allergie kan aantonen of uitsluiten. Hoewel de dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie (DBPGVP) de gouden standaard is, komen fout-positieve en fout-negatieve uitkomsten voor. Het percentage ongewenste positieve uitkomsten is niet bekend, omdat de uitkomsten van de DBPGVP niet kunnen worden vergeleken met een nog betrouwbaardere test.

Het is belangrijk om indien mogelijk dubbelblind te provoceren, met gevalideerde recepten en veilige provocatieschema’s om de kans op ongewenste fout-positieve en fout-negatieve uitkomsten en de kans op ernstig reageren tijdens provocatie zo klein mogelijk te maken. De nationale richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Allergologie beschrijft wanneer voedselprovocaties geïndiceerd en gecontraïndiceerd zijn, hoe de voedselprovocatie het best uitgevoerd kan worden en hoe patiënten na de provocatie het best begeleid en ondersteund kunnen worden.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:24-30)

Lees verder