Articles

Een handzame pollensampler voor lokale pollenmonitoring in de omgeving van de patiënt

NTvAAKI - jaargang 22, nummer 1, februari 2022

dr. L.A. de Weger , dr. F. Molster , dr. M. Mostert , prof. dr. P.S. Hiemstra

SAMENVATTING

Allergische rinitis is een van de meest voorkomende allergische aandoeningen. Een belangrijke veroorzaker is blootstelling aan pollen. Pollenconcentraties in de lucht worden in Europa gemonitord door zeker 500 pollentelstations, die pollen verzamelen op 10–30 m hoogte. Dit geeft een goed algemeen beeld van het pollen dat in de lucht voorkomt. Het is echter ook belangrijk om te weten wat de pollenaantallen zijn in de directe omgeving van de patiënt. In deze studie is een mobiele pollensampler ontwikkeld (de Pollensniffer) waarmee dit kan worden gedaan. Gedurende 2017 en 2018 is wekelijks op 1 dag in de week pollen verzameld op 3 locaties in Leiden gedurende de ochtend, middag en avond. Deze metingen lieten zien dat de tellingen op straatniveau en op dakniveau sterk correleerden, maar dat op details verschillen waren te zien. Zo werd op straatniveau 1,5–3 weken eerder pollen (berk en gras) waargenomen dan in de statische pollensampler op het dak. Ook werden verschillen in pollenaantallen gezien op een dag en in verschillende weken. De straatmetingen tonen aan dat pollenconcentraties erg plaatsen tijdsafhankelijk zijn en dat lokale monstername rondom de patiënt heel belangrijk is voor een goede diagnose van de allergische reacties. Daarnaast zal aan het begin van het pollenseizoen in de hooikoortsvoorspellingen rekening moeten worden gehouden met de verschillen in de metingen op 10–30 meter hoogte ten opzichte van die op straatniveau.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(1):11–6)

Lees verder

Macrofagen en macrofaagheterogeniteit in het obese astma fenotype

NTvAAKI - jaargang 16, nummer 3, september 2016

drs. Y. Türk , dr. G.J. Braunstahl , prof. dr. P.S. Hiemstra

Samenvatting

Obesitas-gerelateerd astma kenmerkt zich door een niet-eosinofiele luchtweginflammatie, een hoge ziektelast en een relatieve ongevoeligheid voor behandeling met corticosteroïden. Het pathofysiologisch mechanisme van dit astma fenotype is meest waarschijnlijk multifactorieel waarbij de exacte rol van het vetweefsel nog onbekend is. Dit vetweefsel is de bron van een laaggradige systemische inflammatie met toegenomen productie van pro-inflammatoire cytokines. Deze inflammatie wordt gemedieerd door een toename van het aantal pro-inflammatoire (M1) macrofagen in het viscerale vetweefsel ten opzichte van het normaal vetweefsel dat overwegend anti-inflammatoire (M2) macrofagen bevat. Deze fenotype switch van macrofagen in het vetweefsel speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van obesitasgerelateerde aandoeningen en zou ook een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van astma bij obese personen. In deze review worden de kenmerken en functies van de meest voorkomende macrofagen besproken en hun afzonderlijke rol bij obesitas en astma. Daarnaast wordt uiteengezet via welke mechanismen deze macrofagen een rol kunnen spelen bij het ontstaan van het obese astma fenotype.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:87-91)

Lees verder