SAMENVATTING

Doel: Het bepalen van de prevalentie van zelfgerapporteerde bètalactamallergie onder patiënten die de polikliniek Interne Geneeskunde bezoeken. Vervolgens het bepalen of de veronderstelde bètalactamallergieën verder te classificeren zijn op basis van informatie die is verkregen met een vragenlijst over de allergische reactie. Opzet: Observationele studie. Methode: 1.001 patiënten die de polikliniek Interne Geneeskunde bezochten, werden gevraagd of zij een antibiotica vermeden vanwege een antibiotica-overgevoeligheid. Indien zij dat bevestigden werd hen gevraagd een vragenlijst in te vullen met vragen over de aard en tijdsbeloop van de allergie. Op basis van de informatie werden alleen de patiënten met een zelfgerapporteerde bètalactamallergie ingedeeld in 3 groepen: patiënten met alleen symptomen van huid en/of slijmvliezen of in combinatie met andere klachten werden ingedeeld in de categorie ‘allergie’, patiënten met alleen gastro-intestinale klachten in de categorie ‘bijwerking’ en de overige patiënten in de categorie ‘niet classificeerbaar’. Resultaten: De zelfgerapporteerde prevalentie van bètalactamallergie was 8,6% (86/1.001). Hierbij hadden 60/86 patiënten reacties die konden duiden op een allergie, 14/60 kregen reacties die konden duiden op bijwerkingen en 12/86 reacties die niet geclassificeerd konden worden. Conclusie: De prevalentie van een zelfgerapporteerde bètalactamallergie onder patiënten die de interne geneeskunde bezoeken is 8,6%. Met een vragenlijst die de patiënt zelf kan invullen wordt waardevolle informatie verkregen. Op basis van de informatie kan bijna een vijfde deel van het totaal aantal reacties geclassificeerd worden als niet-allergische bijwerking. Deze informatie is bovendien belangrijk bij verwijzing voor de allergie-expert om de patiënt te kunnen adviseren indien geen alternatieven meer voor handen zijn.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2020;20:91-6)