Vaccinatie mogelijk effectief voor preventie van acute ernstige longaanvallen bij COPD

september 2021 ERS congres 2021 Dominique Vrouwenvelder

Tijdens het virtuele European Respiratory Society (ERS) International Congress sprak Prof. Stefan Andreas (Lungenfachklinik Immenhausen, Germany) over effectiviteit van vaccinaties tegen acute longaanvallen in COPD-patiënten. Dit is de eerste gerandomiseerde, gecontroleerde, observatie-blinde studie naar zulke vaccinaties bij COPD.

Dr. Stefan Andreas (Lungenfachklinik Immenhausen, Duitsland)

Acute  longaanvallen bij COPD hebben ernstige gevolgen voor patiënten en het gezondheidszorgsysteem. Deze exacerbaties zijn heterogeen van aard en worden vaak geassocieerd met bacteriële infecties met non-typeable Haemophilus influenzae (NTHi) en Moraxella catarrhalis (Mcat). Een vaccin dat beschermt tegen deze bacteriën zou het aantal longaanvallen van patiënten met COPD kunnen verlagen.

In het onderzoek van Andreas en collega’s werden de oppervlakte-eiwitten van beide bacteriën gebruikt in een vaccin samen met liposoomgebaseerd adjuvans AS01E om een sterkere immuunrespons op te wekken. In eerdere kleine studies werd aangetoond dat dit vaccin een antigeenspecifieke immuunrespons veroorzaakt tegen deze bacteriën. Het doel van deze studie was om te achterhalen of vaccinatie tegen NTHi en Mcat het aantal longaanvallen in patiënten met COPD kon reduceren.

In deze multicenter, gerandomiseerde, onderzoeker-blinde fase IIb-studie werden, verspreid over 67 onderzoeksinstellingen, 606 COPD-patiënten geïncludeerd met ten minste één matig tot ernstige acute episode van COPD (AECOPD) in de afgelopen 12 maanden. Patiënten kregen tweemaal een injectie (op dag 1 en dag 61) van placebo (n=333) of vaccin (n=340). Tijdens de follow-up werden speeksel- en bloedsamples verzameld om immunogeniciteit te meten en het aantal bacteriën te kwantificeren.

Data over immunoceniciteit toonde aan dat het vaccin succesvol was in creëren van een antigeenspecifieke immuunrespons. Het vaccin bleek echter niet effectief om matige en ernstige AECOPD te remmen (effectiviteit: -2,26%; p=0,8157). Secundaire analyse toonde aan dat het vaccin geen effect had in milde (vaccin n=37; placebo n=33; vaccineffectiviteit -9,48%; p=0,7560) of matige (vaccin n=302; placebo n=274; vaccineffectiviteit: -10,20%; p=0,3561) AECOPD, maar wel een trend naar reductie van longaanvallen vertoont bij ernstige AECOPD (vaccin n=38; placebo n=59; vaccineffectiviteit 36,54%; p=0,0750).

Bijwerkingen waren vergelijkbaar in de groepen vaccin en placebo. Lokale bijwerkingen waren voornamelijk milde pijn, roodheid en zwelling op de plek van injectie. Er werden geen veiligheidssignalen vastgesteld. In de vaccinatiegroep werden patiënten minder vaak opgenomen in het ziekenhuis in vergelijking met placebogroep.

CONCLUSIE

Het primaire eindpunt van reduceren van frequenties van matige tot ernstige longaanvallen werd niet gehaald. Immunoceniciteit en de mogelijke reductie in de frequentie van ernstige AOCOPD in de gevaccineerde groep bieden aanknopingspunten voor verder onderzoek.

Referentie

Andreas S, et al. First-time assessment of efficacy of candidate vaccine to prevent acute exacerbations of chronic obstructive pulmonary disease (AECOPD): multicentre, randomised, controlled, observer-blind phase 2b trial. Gepresenteerd tijdens ERS 2021; abstract ID210.