SAMENVATTING

Bij de behandeling van astma en COPD is het belangrijk om de perifere luchtwegen te bereiken met het geneesmiddel, omdat daar een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het ziektebeeld. De geneesmiddeldepositie uit dosisaerosolen en poederinhalatoren in de periferie van de long is echter zeer beperkt, voornamelijk door grote verliezen in de mond- en keelholte. Daarom wordt momenteel veel geëxperimenteerd met zogenoemde extrafijne aerosolen die ten opzichte van ‘standaard’ aerosolen bij een gelijk inhalatiedebiet een lagere keeldepositie geven. De verwachting is dat daarmee de behandeling van de meest distale luchtwegen kan worden verbeterd. Klinische studies met deze extrafijne aerosolen resulteren echter niet in eenduidige conclusies. Dit komt onder meer doordat er meestal veel meer variabelen in het spel zijn dan alleen de mediane diameter van de aerosoldeeltjes, maar ook doordat de depositiekans in de lagere luchtwegen afneemt wanneer de aerosol voor een substantieel deel uit submicrondeeltjes (diameter < 1 μm) bestaat. Dit is het geval bij polydisperse aerosolen met een massa mediane aerodynamische diameter rond 1 μm.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE & ASTMA 2017;17:63-69)