NTvAAKI - jaargang 23, nummer 1, maart 2023
mw. G. de Vries student geneeskunde
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2023;23(1):35)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 4, december 2022
drs. K.F. Mulder aios longziekten, dr. H. de Groot
Allergische rinitis is een chronische inflammatoire ziekte die wordt veroorzaakt door het in contact komen van inhalatie-allergenen met de nasale mucosa, waarop een IgEgemedieerde reactie wordt geïnduceerd. Hierbij kunnen symptomen als jeuk, rinitis of neusverstopping ontstaan. Allergische rinitis kan worden onderverdeeld in seizoensgerelateerde klachten (SAR) en klachten die het hele jaar aanwezig zijn (AR). Bewezen is dat bij ernstig allergisch astma omalizumab effectief is in het verbeteren van de kwaliteit van leven en het reduceren van astma-aanvallen.1 Het voorkomt de binding van IgE aan de hoog-affiene Fc-epsilonI-receptor, waardoor de hoeveelheid vrij IgE afneemt die beschikbaar is om een allergische cascade teweeg te brengen. Tot nu toe zijn geen studies verricht waarin de effectiviteit van omalizumab werd vergeleken met standaard medicatie bij seizoensgebonden allergische rinitis. In een prospectief, gerandomiseerd, ‘openlabel’-onderzoek van Zhang et al. werden 32 patiënten in het TonRen ziekenhuis in Beijing met seizoensgebonden allergische rinitis geïncludeerd.2 Hierbij kreeg de interventiegroep 2 weken voor de aanvang van de pollenperiode een eenmalige injectie van 300 mg omalizumab. De controlegroep ontving de reguliere medicatie: loratadinetabletten, budesonide-neusspray en olopatadine-oogdruppels. Alle patiënten vulden dagelijks vragenlijsten in om de symptomen te monitoren, welke medicatie ze gebruikten en de kwaliteit van leven (‘quality of life’: QoL) werd gedurende de observatieperiode gemeten. De primaire uitkomstmaat was de gemiddelde dagelijkse gecombineerde symptoom- en medicatiescore (CSMS). De studie betrof 4 opeenvolgende afspraken, op de eerste afspraak werd een screening uitgevoerd, bij de tweede randomisatie voor omalizumab of standaardmedicatie, op de derde afspraak volgde de toediening van de medicatie en op de vierde afspraak volgde de voltooiing van de studie. Het moment van start 2 weken voor de aanvang van het pollenseizoen werd berekend aan de hand van de gemiddelde pollenconcentratie in Beijing op basis van de voorafgaande jaren.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(4):146–7)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 3, september 2022
dr. H. de Groot
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(3):110)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 2, mei 2022
dr. B.J. Vlieg-Boerstra , dr. N. de Jong
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(2):74–5)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 22, nummer 1, februari 2022
drs. J. Potjewijd
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2022;22(1):36)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 21, nummer 3, september 2021
dr. J.N.G. Oude Elberink
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2021;21(3):114-5)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 21, nummer 2, mei 2021
dr. J.N.G. Oude Elberink
Allergeenspecifieke immuuntherapie (AIT) is geïndiceerd voor patiënten met IgE-gemedieerde rhinoconjunctivitis en/of astma, die niet adequaat reageren op symptomatische farmacotherapie of daar onacceptabele bijwerkingen van ondervinden. Zowel subcutane als sublinguale AIT heeft een aangetoonde effectiviteit tijdens de behandeling, ook na het stoppen ervan. Nog steeds is er een gebrek aan biomarkers die kunnen worden gebruikt voor het selecteren van een patiënt voor immuuntherapie en aan biomarkers die kunnen worden gebruikt voor het in kaart brengen van de effectiviteit van deze behandeling.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2021;21(2):72-3)
Lees verder