Samenvatting

Bij het vermoeden van een voedselallergie geven de anamnese en het sensibilisatieonderzoek (huidpriktest of specifiek IgE in het bloed) aanwijzingen voor de diagnose voedselallergie. Een dubbelblinde, placebogecontroleerde voedselprovocatie (DBPCVP) is de gouden standaard om deze diagnose te stellen dan wel te verwerpen. De DBPCVP is echter een belastende, tijdrovende en dure test. Een veelbelovende, relatief nieuwe diagnostische test is de basofielenactivatietest (BAT). Op basis van de beschikbare literatuur wordt in dit artikel de diagnostische waarde van de BAT uiteengezet. PubMed werd systematisch doorzocht met synoniemen van de zoektermen ‘basofielenactivatietest’ en ‘voedselallergie’. Twaalf studies werden geschikt bevonden en beoordeeld op relevantie en validiteit. Met behulp van de geselecteerde artikelen werden de sensitiviteit, specificiteit, positief en negatief voorspellende waarden (PVW en NVW) van de BAT voor het aantonen van voedselallergie bepaald.

De kwaliteit van de gevonden studies was matig door het gebruik van kleine en geselecteerde patiëntenpopulaties en de afwezigheid van de gouden standaard (DBPCVP). De gevonden PVW’s en NVW’s varieerden sterk per allergeen. De BAT presteerde het beste in het uitsluiten van een allergie voor kippenei (NVW 94–100%) of pinda (NVW 88–100%).

De kwaliteit en kwantiteit van de studies naar de diagnostische waarde van de BAT in het vaststellen van voedselallergie zijn op dit moment nog onvoldoende om te beoordelen of de test geïmplementeerd kan worden in de huidige medische praktijk. Voor de diagnostiek van pinda-allergie lijkt de BAT veelbelovend, maar verdere validatie in diverse patiëntenpopulaties en met verschillende (componenten van) voedselallergenen is noodzakelijk. De DBPCVP blijft voorlopig de gouden standaard om de diagnose voedselallergie uit te sluiten dan wel te bevestigen.

(Ned Tijdschr Allergie & Astma 2016;16:15-23)