
Remibrutinib, een selectieve, orale Bruton-tyrosinekinaseremmer toonde een gunstig veiligheidsprofiel en aanhoudende werkzaamheid bij patiënten met chronische spontane urticaria in de fase III-studies REMIX-1 en REMIX-2.1 Tijdens EAACI 2025 presenteerde prof. Michihiro Hide, MD, PhD (Hiroshima City Hiroshima Citizens Hospital, Japan) de wekelijkse responsgegevens op de ‘Angioedema Activity Score’ na 52 weken follow-up, afkomstig uit de gepoolde REMIX-1 en REMIX-2 studies.2
Chronische spontane urticaria (CSU) wordt gekenmerkt door netelroos en/of angio-oedeem die langer dan 6 weken aanhouden.3 Netelroos kan elk deel van het lichaam aantasten en uit zich in scherp begrensde, oppervlakkige zwellingen omgeven door roodheid van de huid, die jeuk of een branderig gevoel veroorzaken.1 De zwellingen verdwijnen doorgaans binnen 30 minuten tot 24 uur.1 Angio-oedeem treft meestal de lippen, ogen, wangen of ledematen, en uit zich in plotselinge, diepe dermale en subcutane of submucosale zwellingen.1,3,4 Symptomen zijn gevoelloosheid, tintelingen, branderigheid, strakheid van de huid en incidentele pijn. Deze klachten verdwijnen meestal binnen 72 uur.1 Angio-oedeem heeft een negatieve invloed op de fysieke en mentale gezondheid en op de kwaliteit van leven van patiënten met CSU, wat leidt tot aanzienlijke uitdagingen voor de gezondheidszorg en de maatschappij.5 Remibrutinib blokkeert de afgifte van histamine en pro-inflammatoire mediatoren in mestcellen en basofielen en toonde aanhoudende werkzaamheid bij patiënten met CSU in de fase III-studies REMIX-1 en REMIX-2.1 Tijdens EEACI 2025 werd de wekelijkse ‘Angioedema Activity Score’ (AAS7)-respons geëvalueerd bij patiënten met angio-oedeem (AAS7>0) bij aanvang van de gepoolde REMIX-1- en REMIX-2-studies.2
In de wereldwijde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studies REMIX-1 en REMIX-2 werd de werkzaamheid en veiligheid van remibrutinib onderzocht bij patiënten met CSU. Volwassen patiënten met CSU, bij wie de ziekte onvoldoende onder controle was met tweedegeneratie H1-antihistaminica, werden 2:1 gerandomiseerd tussen behandeling met remibrutinib (25 mg tweemaal daags) of placebo gedurende 24 weken, gevolgd door een ‘open-label’ fase met remibrutinib van 28 weken. Alle patiënten ontvingen daarnaast aanvullende behandeling met een lokaal goedgekeurde dosering van tweedegeneratie H1-antihistaminica. De primaire uitkomstmaat was de verandering in de wekelijkse AAS7-score ten opzichte van ‘baseline’ (0: afwezig, 1-6: weinig, 7-18: matig, en 19-105: ernstig). De definitieve analyse werd uitgevoerd na 52 weken. Daarnaast werd de veiligheid van de behandeling beoordeeld.
De gepoolde analyse van REMIX-1 en REMIX-2 omvatte patiënten die ten minste één dosis remibrutinib (n=606) of placebo (n=306) hadden ontvangen. Van hen rapporteerde 374 patiënten in de remibrutinibgroep en 169 patiënten in de placebogroep kenmerken van angio-oedeem. Bij aanvang van de studie waren de demografische gegevens en ziektekenmerken vergelijkbaar tussen beide groepen. De gemiddelde leeftijd was 43,5 jaar, en het merendeel van de deelnemers was vrouw in zowel de remibrutinib- als de placebogroep (68,2 vs. 67%). De gemiddelde AAS7-score was iets hoger in de remibrutinibgroep (43,3 vs. 39,1).
Na één week werd een AAS7-respons van nul (geen angio-oedeem) bij een groter aandeel patiënten van de remibrutinibgroep bereikt, in vergelijking met placebo (38,95% vs. 20,2%). Na overstap van placebo naar remibrutinib in week 24 nam het aandeel patiënten met een AAS7-score van nul toe in week 25, en dit effect hield aan tot week 52. Uiteindelijk bereikte 82,4% van de patiënten in zowel de oorspronkelijke remibrutinibgroep als de overstapgroep een AAS7-score van nul. De gemiddelde verandering van de AAS7-score ten opzichte van baseline liet eveneens sterkere verbeteringen zien in de remibrutinibgroep dan in de placebogroep, op alle meetmomenten tot en met week 24. In week 24 bedroeg de gemiddelde afname -36,4 in de remibrutinibgroep ten opzichte van -24,2 in de placebogroep. In week 52, toen alle patiënten met remibrutinib werden behandeld, was de gemiddelde verandering in AAS7-score -34,9 in de oorspronkelijke remibrutinibgroep en -32,5 bij patiënten die eerder placebo hadden ontvangen. Ook in de wekelijkse ‘Urticaria Activity Score’ werd een sterkere afname gezien met remibrutinib ten opzichte van placebo. De verbetering werd al waargenomen vanaf week 1 (-13,1 vs. -3,4), en hield aan tot en met week 52 (-24,3 voor de remibrutinibgroep en -24,4 voor de overstapgroep).
Ongewenste voorvallen (‘adverse events’, AE), waaronder ernstige ongewenste voorvallen (‘serious adverse events’, SAE’s) en behandelingsgerelateerde ongewenste voorvallen (‘treatment-emergent adverse events’, TEAE’s) die leidden tot het stoppen van de behandeling, waren gebalanceerd tussen de groepen tijdens de dubbelblinde periode en bleven vergelijkbaar na langetermijnbehandeling van 52 weken. Petechiën werden gerapporteerd bij 23 patiënten (3,8%) in de remibrutinibgroep en bij één patiënt (0,3%) in de placebogroep tijdens de dubbelblinde periode. Alle gevallen waren licht of matig en traden doorgaans op binnen de eerste 3 maanden van de behandeling, zonder klinisch significante dalingen in het aantal bloedplaatjes. De incidentie van urticaria was hoger in de placebogroep dan in de remibrutinibgroep (4,9% vs. 2,5%). Geen van de SAE’s werd door de onderzoekers als gerelateerd aan het onderzoeksgeneesmiddel beschouwd.
Bij patiënten met angio-oedeem bij aanvang van de behandeling liet remibrutinib al in week 1 een snellere afname van angio-oedeemactiviteit zien dan placebo, met een hoger aandeel van patiënten met een AAS7-score van nul. Bij 82% van de patiënten hield dit effect aan tot week 52. Remibrutinib bleek zeer werkzaam in de behandeling van CSU bij patiënten met angio-oedeem bij aanvang van de behandeling. Het middel vertoonde bovendien een gunstig veiligheidsprofiel in de REMIX-studies.
Referenties