Complementaire voeding en allergieën bij kinderen in een Frans cohort

juli 2022 EAACI 2022 Wandana Nanhoe
Leg of sleeping Small child with redness on the skin, suffering from food allergies,
Dr. Tania Adam

Data over complementaire voeding en het risico op atopische ziekten in de algemene populatie zijn schaars en controversieel. Dr. Tania Adam, allergoloog aan het University Hospital of Nancy (Frankrijk) presenteerde tijdens EAACI 2022 een studie naar de associatie tussen de incidentie van allergieën op de vroege kinderleeftijd en de leeftijd waarop complementaire voeding werd geïntroduceerd, de diversiteit van voeding in het eerste levensjaar en de vertraagde introductie van allergene voedingsmiddelen. De resultaten tonen aan hoe belangrijk het is om een vertraagde introductie van allergene voedingsmiddelen zoveel mogelijk te beperken als primaire preventieve maatregel tegen allergieën.

Data over complementaire voeding en het risico op atopische ziekten in de algemene populatie zijn schaars en controversieel. Ondanks dat de leeftijd waarop complementaire voeding wordt geïntroduceerd niet sterk geassocieerd blijkt te zijn met allergieën, tonen sommige studies toch een beschermend effect aan van een hoge diversiteit in het voedingspatroon gedurende het eerste jaar tegen voedselallergieën en astma in de vroege kinderleeftijd. Daarentegen hebben weinig studies gekeken naar de link met atopische dermatitis en allergische rinitis. Dr. Tania Adam (University Hospital of Nancy, Frankrijk) presenteerde tijdens EAACI 2022 een studie naar de associatie tussen de incidentie van allergieën op de vroege kinderleeftijd en de leeftijd waarop complementaire voeding werd geïntroduceerd, diversiteit van de voeding in het eerste levensjaar en een vertraagde introductie van allergene voedingsmiddelen.

Methoden

De analyses waren gebaseerd op 6.662 kinderen uit het Franse nationale ELFE-geboortecohort zonder allergische symptomen op de leeftijd van 2 maanden. Voedingsdata werd maandelijks verzameld vanaf de derde tot de tiende maand. De leeftijd van introductie van complementaire voeding werd bepaald als de leeftijd waarop het kind voor de eerste keer iets anders dan water, borstvoeding of zuigelingenvoeding kreeg. Dit kon vroeg (<4 maanden), normaal (4-6 maanden) of laat (>6 maanden) zijn. Daarnaast werd ook de diversiteitsscore op de leeftijd van 8 en 10 maanden berekend. Hierbij werd gekeken uit hoeveel van de 8 gedefinieerde voedingsgroepen (groente/fruit, vlees, vis, ei, tarwe, zuivelproducten, brood, koek) voeding was geconsumeerd (score: 1-8). Tot slot werd het aantal belangrijke allergene voedingsmiddelen (eieren, vis, tarwe en melk) dat nog niet was gegeven op de leeftijd van 8 en 10 maanden bepaald (score: 1-4). Allergie-gerelateerde gezondheidssymptomen (jeukende uitslag, piepende ademhaling, astma, voedingsallergie, allergische rinitis of conjunctivitis) werden door de ouders gerapporteerd op de leeftijd van 2 maanden, 1 jaar, 2 jaar, 3,5 jaar en 5,5 jaar. Associaties tussen de kenmerken van complementaire voeding en het risico op allergieën werden bepaald aan de hand van logistische regressieanalyses, gecorrigeerd voor confounders, zoals het voorkomen van allergieën in de familie en hoe lang het kind borstvoeding kreeg.

Resultaten

Bij kinderen zonder allergische symptomen op de leeftijd van 2 maanden was een late introductie (>6 maanden) van complementaire voedingsmiddelen gerelateerd aan een hoger risico op voedingsallergieën tussen 1 en 5,5 jaar (OR [95%-BI]: 1,33 [1,01-1,75]), maar niet aan andere allergieën. Een lage diversiteitsscore (0-2) op de leeftijd van 8 maanden was geassocieerd met een hoger risico op astma (OR [95%-BI]: 1,24 [1,03-1,51]), maar niet met andere allergieën. Er was een relatie gevonden tussen een lage voedingsdiversiteit en rhinoconjunctivitis (OR [95%-BI]: 1,42 [1,02-2,00]), alsook tussen het aantal allergene voedingsmiddelen dat met 10 maanden nog niet was geïntroduceerd en voedingsallergieën tot aan de leeftijd van 5,5 jaar (OR [95%-BI]: 2,25 [1,63-3,10]).

Conclusie

Er was geen associatie tussen de leeftijd waarop complementaire voeding werd geïntroduceerd en de prevalentie van allergieën. Daarnaast was er een matige associatie tussen voedingsdiversiteit en allergieën aan de luchtwegen. Wel was er een sterke correlatie tussen het niet introduceren van minstens 2 allergene voedingsmiddelen op de leeftijd van 10 maanden en het ontwikkelen van een voedingsallergie tot aan de leeftijd van 5,5 jaar. De resultaten van dit grote, nationale geboortecohort benadrukken hoe belangrijk het is om vertraagde introductie van allergene voedingsmiddelen zoveel mogelijk te beperken als primaire preventieve maatregel tegen allergieën.

Referentie

Adams T. Complementary feeding and allergic diseases in childhood in the ELFE nationwide cohort. Gepresenteerd tijdens EAACI 2022; abstract 001070.