EAACI stelt nieuwe nomenclatuur op voor allergieën en hypersensitiviteitsreacties

november 2023 Kliniek in praktijk Diede Smeets
Allergy patch test on the back of a young woman

Dit artikel is onderdeel van de Editor’s Pick van dr. Berber Vlieg-Boerstra (diëtist, Vlieg Diëtisten, en lid van de hoofdredactieraad van NTVAAKI), bestaande uit een selectie van klinisch relevante literatuur op het gebied van voedselallergieën. In deze selectie komen onder andere artikelen over veiligere voedselprovocatietesten, cognitieve gedragsinterventie bij angst door voedselallergie en nieuwe EAACI-richtlijnen aan bod. Bekijk hier de hele selectie.

De ontwikkeling van nieuwe technologieën, waaronder nieuwe methodes voor moleculaire diagnostiek en beeldvorming, heeft ertoe geleid dat ziektebeelden in meer detail beschreven kunnen worden. De huidige ziektenomenclatuur binnen het allergieveld houdt nog geen rekening met de nieuw verworven informatie over aandoeningen en hun mogelijk endotypen. De European Academy of Allergy and Clinical Immunology (EAACI) heeft daarom een nieuwe, gemoderniseerde nomenclatuur opgesteld voor allergische ziekten en hypersensitiviteitsreacties. De hieruit resulterende standpuntbepaling is onlangs gepubliceerd in vaktijdschrift Allergy.

Verbeterde technologieën en een toegenomen toegang tot gezondheidszorg wereldwijd hebben ertoe geleid dat grote hoeveelheden objectieve gegevens zijn verzameld over diverse ziektebeelden. Ook binnen het allergie-onderzoeksveld is hierdoor een diepgaander begrip ontstaan van allergische aandoeningen, alsmede van nieuwe endotypen. De omschrijvingen van ziektebeelden zijn hierdoor niet meer enkel gefocust op symptomen, maar omvatten nu ook biomarkers en pathogene en metabole kenmerken. Deze verschuiving heeft geleid tot een behoefte aan herziene en betere categorisatie van allergische ziektebeelden. Middels deze standpuntbepaling hoopt de EAACI behandelaars in het allergie-veld te voorzien van een moderne nomenclatuur, welke nog steeds aansluit bij de eerder gebruikte classificatiesystemen.

Antilichaam-gedreven mechanismen (type I-III)

Allergische reacties van type I-III hebben antilichaamgedreven pathologische mechanismen en worden in verband gebracht met zowel klassieke als nieuw beschreven klinische aandoeningen. Type I-reacties zijn afhankelijk van IgE en dragen onder andere bij aan allergische rinitis (AR), astma, atopische dermatitis (AD) en allergieën tegen voedsel, gif en geneesmiddelen. Type II-reacties worden over het algemeen veroorzaakt door geneesmiddelen en leiden tot allergische cytopenie via de productie van anti-geneesmiddel-antilichamen die Fc-fragment gammareceptoren (FcγR) op immuuncellen of het complementsysteem kunnen activeren. Type III allergische reacties worden gemedieerd door IgM- en IgG-antilichamen die aan oplosbare antigenen binden. Voorbeelden van ziekten gerelateerd aan type III-hypersensitiviteitsreacties zijn systemische lupus erythematosus, reumatoïde artritis (RA) en post-streptococcale glomerulonephritis.

Celgemedieerde mechanismen (type IVa-IVc)

Allergieën van type IV (a-c) hebben celgemedieerde pathologische mechanismen en worden gedefinieerd aan de hand van T1-, T2- en T3-responsen. Type IV allergische reacties worden veroorzaakt door geheugen T-cellen die een interactie aangaan met andere immuuncellen, waaronder NK-cellen, eosinofielen en neutrofielen. Historisch gezien werden deze reacties als vertraagde reacties bestempeld omdat het uren tot dagen na de blootstelling kan duren tot de symptomen zich presenteren. Type IVa-reacties representeren de T1-responses, type IVb de T2-responses en type IVc de T3-responses. Daarnaast bestaan er type IV-reacties die bijvoorbeeld gemedieerd worden door Th9- of Th22-cellen.

Weefselgemedieerde mechanismen (type V/VI)

Type V-VI-allergieën hebben respectievelijk betrekking op defecten in de epitheelbarrière en immuundisregulatie veroorzaakt door metabole afwijkingen. Type V-reacties betreffen de verstoring van de epitheelbarrière en worden veelal veroorzaakt door blootstelling aan omgevingsfactoren zoals luchtvervuiling en chemicaliën. Deze stoffen beschadigen de epitheelbarrière, beïnvloeden het microbioom en moduleren het immuunsysteem. Reacties van type VI zijn gerelateerd aan het metabolisme en kunnen worden veroorzaakt door obesitas. Ook hier lijkt een rol voor het microbioom weggelegd, specifiek het microbioom in de darmen.  

Directe respons op chemicaliën (type VII)

Allergieën van type VII betreffen ontstekingsreacties en cellulaire responsen die ontstaan na blootstelling aan chemicaliën. Deze hypersensitiviteitsreacties worden onder andere gezien bij patiënten met AR, astma, AD, acute urticaria/angio-oedeem en een allergie voor geneesmiddelen. Type VII-reacties treden bijvoorbeeld op bij behandeling met niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen zoals aspirine.  

Conclusie

De beschreven allergietypen kunnen zich presenteren in verschillende combinaties binnen de klinische setting. Volgens de auteurs zal de EAACI later dit jaar een aanvullend artikel naar buiten brengen, waarin de klinische relevantie van de hier beschreven nomenclatuur aangeduid zal worden.

Referentie

Jutel M, Agache I, Zemelka-Wiacek M, et al. Nomenclature of allergic diseases and hypersensitivity reactions: Adapted to modern needs: An EAACI position paper. Allergy 2023;78:2851-74.