ALLERGIE

Discrepantie in allergiediagnostiek bij huisartsen en ziekenhuizen in Zuid-Limburg: hoe kan deze diagnostiek worden geoptimaliseerd?

NTvAAKI - jaargang 25, nummer 2, mei 2025

drs. M.J.A. Kessels , dr. D.O. Klein , dr. C.M.G. Nieuwhof , dr. D. de Boer

SAMENVATTING

Het diagnosticeren van een allergie kan moeilijk zijn en vereist gespecialiseerde kennis van medische professionals evenals in-vivo- en in-vitrodiagnostiek om overgevoeligheid voor allergenen te identificeren. Huisartsen zijn essentieel bij het herkennen van allergieën, omdat zij vaak de eerste medische professionals zijn die patiënten zien en daarmee als poortwachters fungeren. Het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft richtlijnen opgesteld om huisartsen te helpen bij het herkennen van een allergie. Er is echter mogelijk een verschil in de benadering van allergiediagnostiek tussen ziekenhuizen. Om te onderzoeken wat deze mogelijke verschillen zijn en om te kijken hoe de allergiediagnostiek kan worden geoptimaliseerd, werden internist-allergologen/immunologen en klinisch chemici geïnterviewd en namen huisartsen deel aan enquêtes. In dit onderzoek werden initieel twee ziekenhuizen betrokken, namelijk het Maastricht UMC+ en het Zuyderland in Sittard/Heerlen. Later werden het Máxima Medisch Centrum in Eindhoven en het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda toegevoegd. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er discrepanties zijn in hoe deze vier ziekenhuizen allergieën benaderen. Daarnaast verschilden de meningen over de noodzaak van het in combinatie aanvragen van voedselallergie- met inhalatie-allergiediagnostiek. Mogelijke oplossingen voor het bereiken van meer uniformiteit zijn het opstellen van gestandaardiseerde landelijke richtlijnen voor alle Nederlandse ziekenhuizen en het verzorgen van allergietrainingen voor huisartsen.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2025;25(2):41–7)

Lees verder

Desensitisatie voor patiënten met een acute geneesmiddelenovergevoeligheidsreactie

NTvAAKI - jaargang 25, nummer 1, februari 2025

dr. A.H. Wagener , dr. N.J.T. Arends , drs. M.S. van Maaren

SAMENVATTING

In het geval van een acute overgevoeligheidsreactie op een geneesmiddel is in principe het advies dit medicijn te vermijden. Indien dit geneesmiddel echter essentieel is en er geen geschikt alternatief is, kunnen dokter en patiënt voor een lastige keuze komen te staan. Desensitisatie kan een uitweg bieden, bij zowel kinderen als volwassenen, ook als er een ernstige reactie is opgetreden. Desensitisatie kan ervoor zorgen dat de patiënt het geneesmiddel met de beste effectiviteit en/of met de minste bijwerkingen toegediend kan blijven krijgen. De procedure zorgt in een paar uur tijd voor tijdelijke tolerantie voor het medicijn. Gezien de complexiteit en risico’s rondom het vaststellen van de indicatie en van het uitvoeren van de procedure is het advies te verwijzen naar een allergie-expertisecentrum met ervaring op het gebied van geneesmiddelenreacties.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2025;25(1):8–13)

Lees verder

De basofielactivatietest (BAT): verleden, heden en toekomst

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 4, november 2024

drs. T.C. Pelgrim , prof. dr. L. Koenderman , dr. E.F. Knol

SAMENVATTING

In de recentelijk gepubliceerde richtlijnen voor de diagnostiek van voedselallergie van de European Academy of Allergy and Clinical Immunology wordt de implementatie van de basofielactivatietest (BAT) als volgt geadviseerd: “and the basophil activation test (BAT), if available”.1 In dit artikel wordt ingegaan op de achtergrond van de BAT, de huidige status en de ontwikkelingen in deze test, die de implementatie in de routinediagnostiek zullen faciliteren.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(4):129–35)

Lees verder

Behandeling met SQ HDM SLIT-tablet is werkzaam en veilig bij jonge kinderen met allergische rhinitus en rhinoconjunctivitis gedreven door huisstofmijt

NTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2024

No authors

De werkzaamheid en veiligheid van sublinguale immuuntherapie (SLIT) is reeds aangetoond in verschillende fase III-studies bij adolescenten en volwassenen met huisstofmijt (‘house dust mite’, HDM) allergische rhinitis (AR) of rhinoconjunctivitis (C), maar bewijs voor jonge kinderen (5–11 jaar) ontbreekt. Deze studie had daarom tot doel de werkzaamheid en veiligheid van SLIT bij jongere kinderen met HDM-AR/C te onderzoeken. De resultaten werden gepresenteerd tijdens het EAACI 2024 door prof. Antje Schuster (Düsseldorf University Medical Center, Duitsland).1

Lees verder

Remibrutinib: gunstig effect op ziekteactiviteit van chronische spontane urticaria

NTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2024

No authors

Ondanks standaardbehandeling met H1-antagonisten van de tweede generatie, blijft meer dan 50% van de patiënten met chronische spontane urticaria symptomatisch. Het verhogen van de dosis tot viermaal de standaarddosis leidt bij veel patiënten ook niet tot verbetering. In de parallelle fase III-studies REMIX-1 en REMIX-2 leidde behandeling met de nieuwe Bruton-tyrosinekinaseremmer remibrutinib tot betere klinische uitkomsten in vergelijking met placebo bij patiënten met chronische spontane urticaria bij wie de ziekte onvoldoende onder controle was met H1-antagonisten. De resultaten van de post-hocanalyses van deze studies werden tijdens EAACI 2024 gepresenteerd door prof. Marcus Maurer (Freie Universität Berlin en Humboldt-Universität zu Berlin, Duitsland).1

Lees verder

Vernieuwde nomenclatuur van allergische aandoeningen en overgevoeligheidsreacties

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 3, augustus 2024

dr. P.F. de Groot , dr. T.B. van der Houwen , dr. A.J. Kwakernaak , dr. A.E.L. Hak , prof. dr. T. Rustemeyer

SAMENVATTING

Dit artikel is een samenvatting van het recente EAACI ‘position paper’ over de nieuwe classificatie voor hypersensitiviteitsreacties. De snelle vooruitgang in diagnostiek, zoals ‘omics’-technologieën, moleculaire diagnostiek, geavanceerde genetische en epigenetische analysemethoden en nanotechnologie heeft geleid tot het genereren van grote hoeveelheden betrouwbare gegevens. Deze gegevens kunnen worden geanalyseerd met behulp van toepassingen van kunstmatige intelligentie, zoals ‘machine learning’. Deze gegevens bevorderen een grondig begrip van ziekten. Nieuwe endotypen voor verschillende allergische ziekten zijn ontdekt, wat leidt tot een verschuiving van louter op symptomen gebaseerde ziektebeschrijvingen naar de identificatie van biomarkers en complexe pathogenetische en metabole paden. Deze verschuiving vraagt om een update in het bestaande ziekteclassificatiesysteem. Het ‘ position paper’ speelt in op deze behoefte door een bijgewerkte nomenclatuur voor allergische ziekten te introduceren die voortborduurt op eerdere classificaties die teruggaan tot de vroege 20e eeuw. De overgevoeligheidsreacties die oorspronkelijk door Gell en Coombs zijn beschreven, zijn nu uitgebreid naar negen verschillende typen, waaronder antilichaam-gemedieerde reacties (typen I-III), celgemedieerde reacties (typen IVa-c), door weefselfactoren aangedreven mechanismen (typen V-VI) en directe reacties op chemische verbindingen (type VII). Typen I-III worden geassocieerd met zowel klassieke als nieuw geïdentificeerde klinische aandoeningen. Typen IVa-c zijn verder verfijnd om de laatste inzichten in T1-, T2- en T3-immuunreacties te weerspiegelen. Typen V-VI houden verband met afwijkingen in de epitheliale barrière en immuundysregulatie veroorzaakt door metabole factoren, terwijl type VII directe cellulaire en ontstekingsreacties op chemische verbindingen omvat. Het is belangrijk te realiseren dat bij klinische presentaties in de praktijk vaak een mengbeeld van deze typen een rol speelt. De praktische betekenis van deze nieuwe aanpak in de allergiebehandeling zal verder worden besproken in een artikel dat later dit jaar verschijnt van dezelfde auteurs. Hierin zal het belang van de nieuwe classificatie in de klinische praktijk worden benadrukt, waarin vaak sprake is van een wisselend samenspel van verschillende endotypen gedurende het leven van een persoon.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(3):90–6)

Lees verder

De praktische toepasbaarheid en voordelen van medische hypnose op een polikliniek Kinderallergologie

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 2, mei 2024

P.C. Hekkelaan , J. Brok Msc, M. Lee-Bakker Msc, dr. H. de Groot

SAMENVATTING

Medische hypnose kan in de gezondheidszorg worden toegepast met als doel het verhogen van het comfort van de patiënt. Verschillende studies tonen aan dat medische hypnose effectief is bij kinderen. Het resulteert in een afname van pijn en angst bij medische procedures en behandelingen. Daarnaast wordt het ook als nuttig beschouwd bij de behandeling van chronische pijn, zoals aanhoudende buikpijn. In een eigen studie werd het gebruik van medische hypnose op een polikliniek Allergologie onderzocht. In dit onderzoek is gekeken naar een afname in pijn tijdens allergeenimmunotherapie en huidtesten. Uit dit kleinschalige onderzoek kwam een positief resultaat voor het toepassen van medische hypnose.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(2):52–6)

Lees verder