ALLERGIE

De praktische toepasbaarheid en voordelen van medische hypnose op een polikliniek Kinderallergologie

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 2, mei 2024

P.C. Hekkelaan , J. Brok Msc, M. Lee-Bakker Msc, dr. H. de Groot

SAMENVATTING

Medische hypnose kan in de gezondheidszorg worden toegepast met als doel het verhogen van het comfort van de patiënt. Verschillende studies tonen aan dat medische hypnose effectief is bij kinderen. Het resulteert in een afname van pijn en angst bij medische procedures en behandelingen. Daarnaast wordt het ook als nuttig beschouwd bij de behandeling van chronische pijn, zoals aanhoudende buikpijn. In een eigen studie werd het gebruik van medische hypnose op een polikliniek Allergologie onderzocht. In dit onderzoek is gekeken naar een afname in pijn tijdens allergeenimmunotherapie en huidtesten. Uit dit kleinschalige onderzoek kwam een positief resultaat voor het toepassen van medische hypnose.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(2):52–6)

Lees verder

Contactallergieën voor tandheelkundig materiaal of mondverzorgingsproducten

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 2, mei 2024

dr. S.M. Franken , dr. A.J. Feilzer , dr. N.A. Ipenburg , prof. dr. T. Rustemeyer

SAMENVATTING

In de mondzorg worden diverse restauratieve en prothetische materialen, tandheelkundige implantaten, geneesmiddelen en cosmetische materialen, zoals tandpasta en gebitsprothesereinigingsproducten, gebruikt. Deze materialen kunnen in principe contactallergieën geven, die zich kunnen uiten als lichenoïde reactie, cheilitis en angio-oedeem. Meestal gaat het om een lokale reactie van het mondslijmvlies en omgevende weefsels, maar er kan ook een systemische reactie elders in het lichaam optreden. Als een patiënt klachten krijgt van tandheelkundige materialen die zouden kunnen berusten op een allergie, is het zinnig om dit allergologisch te onderzoeken, hoewel dit vooralsnog geen volledige specificiteit of sensitiviteit heeft. Na een positief allergologisch onderzoek kan gerichter worden bekeken of de klachten van de patiënt bij het testresultaat passen en kan worden besloten of het zinnig is het tandheelkundige materiaal te vervangen en zo ja, welk materiaal eventueel een alternatief kan zijn. Na verwijderen van de oorzakelijke allergenen zouden de klachten volledig moeten verdwijnen.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(2):57–62)

Lees verder

‘Skin prick automated test’ (SPAT) in het diagnostische landschap van allergie

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 1, februari 2024

dr. K. Roux , dr. S. Gorris , dr. S.F. Seys

SAMENVATTING

Allergische aandoeningen treffen één derde van de bevolking en gaan gepaard met een vaak onderschatte impact op de fysieke en mentale gezondheid van deze patiënten. De ‘skin prick test’ (SPT) en bepaling van specifiek IgE in serum vormen de hoekstenen van de diagnostiek van allergie tegen luchtwegallergenen. Van de SPT is bekend dat deze sensitiever is dan bepaling van specifiek IgE in serum, maar ook dat deze gepaard gaat met een zekere vorm van variabiliteit die kan worden toegewezen aan de vaardigheid van de tester, het testapparaat of de testextracten. Om hieraan tegemoet te komen en de betrouwbaarheid en standaardisatie van SPT te verhogen, werd een nieuw apparaat ontwikkeld, namelijk de ‘skin prick automated test’ (SPAT). Hiervan werd aangetoond in verschillende internationale publicaties dat de variabiliteit bij herhaaldelijk prikken met dezelfde testextracten bij eenzelfde persoon significant lager ligt bij SPAT ten opzichte van de conventionele manier van SPT. SPAT voert simultaan 12 prikken uit op de voorarm van de patiënt met een gestandaardiseerde prikkracht. Na 15 minuten worden met het SPAT-toestel 35 foto’s genomen onder verschillende hoeken van belichting, wat nadien toelaat om de huidreacties op een ‘web viewer’ op te meten en te digitaliseren. Op deze manier draagt het SPAT-toestel bij aan een meer reproduceerbare SPT via automatisering van het hele proces van de allergietest.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(1):14–9)

Lees verder

Allergisch beroepsastma: een vaak gemiste diagnose in de klinische praktijk

NTvAAKI - jaargang 23, nummer 4, november 2023

dr. J.P.M. van der Valk , dr. G.J. Braunstahl , drs. P. van Balen , dr. J.J. Maas , dr. J.C.C.M. in ’t Veen , dr. ir. J.H. Kappen

SAMENVATTING

Allergisch beroepsastma is een aandoening die wordt gekenmerkt door wisselende luchtwegvernauwing en/of bronchiale hyperreactiviteit door blootstelling aan één of meer allergenen op het werk. Vroege signalering, diagnosestelling en behandeling van beroepsastma is van belang om te voorkomen dat de patiënt jarenlang onnodig wordt blootgesteld aan de allergenen, met onherstelbare longschade, ziektemelding of uiteindelijk arbeidsongeschiktheid tot gevolg. De zorg voor patiënten met een vermoeden op beroepsastma kan structureel worden aangepakt door te werken met het recent ontwikkelde zorgpad Werkgerelateerde longziekten van de Long Alliantie Nederland. Hiermee kan de relatie tussen werk en astma worden gesteld met aanvullende diagnostiek, zoals specifieke bronchiale provocatietesten en specifiek sensibilisatie-onderzoek. Tevens kan worden beoordeeld of de patiënt voldoet aan de voorwaarden voor de tegemoetkomingsregeling voor een allergisch beroepsastma. Met deze eenmalige tegemoetkoming wil de overheid sinds 1 juli 2022 een erkenning bieden aan slachtoffers met een beroepsziekte. Indien er geen tijd of mogelijkheid is tot structurele aanpak van de werkgerelateerde longziekten in de reguliere ziekenhuizen of als er sprake is van complexe casuïstiek, wordt geadviseerd om de patiënt te verwijzen naar een kenniscentrum.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2023;23(4):119–24)

Lees verder

‘Real-world’-therapietrouw bij subcutane immuuntherapie versus sublinguale immuuntherapie in Nederland

NTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2023

dr. Ranny van Weissenbruch

De effectiviteit van allergeenspecifieke immuuntherapie (AIT) is sterk afhankelijk van de therapietrouw van de patiënt. Uit eerder onderzoek is gebleken dat een behandelduur van minstens drie jaar nodig is om een ziektemodulerend effect van AIT te bewerkstelligen en op de lange termijn te behouden.1 De therapietrouw bij behandeling met AIT blijkt echter vaak laag. Een eerdere studie volgde ruim zesduizend allergische rinitispatiënten die minstens drie jaar sublinguale allergeenspecifieke immuuntherapie (SLIT) of subcutane allergeenspecifieke immuuntherapie (SCIT) ontvingen. Hier werd gezien dat slechts 7% van de SLIT- en 23% van de perenniale SCIT-behandelde patiënten de 3-jaarstherapietrouw vertoonde.2 Het volgen van AIT kan worden beïnvloed door vele factoren, waaronder toedieningsroutes. Richtlijnen adviseren om deze informatie in overweging te nemen bij het selecteren van AIT, en onvoldoende therapietrouw kan een contra-indicatie zijn voor het starten van een behandeling. Bovendien is het beschikbare bewijsmateriaal heterogeen, mede door het gebrek aan standaardisatie van nalevingsmaatregelen, wat kan leiden tot een vertekening van de aanbevolen dosering in de officiële productinformatie. In een recente ‘real-world’-studie van dr. Ranny van Weissenbruch (Wilhelmina Ziekenhuis, Assen) en collega’s werd onderzocht hoe de therapietrouw bij AIT wordt beïnvloed door de toedieningsroute, door het verschil te onderzoeken in therapietrouw tussen SLIT- en preseizoenale SCIT-gebruikers in Nederland.3

Lees verder

Ana o 3 biedt betere diagnostische waarde dan CNE bij cashewnotenallergie

NTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2023

Emily Kallen

De prevalentie van cashewnotenallergie stijgt en allergische reacties tegen cashewnoten kunnen zeer ernstig zijn, waarbij zelfs anafylaxie kan ontstaan.1 Bij kinderen lijkt IgE gericht tegen het Ana o 3-antigeen een cashewnotenallergie beter te kunnen voorspellen dan IgE gericht tegen cashewnootextract (CNE).2 Tot op heden was echter onduidelijk of hetzelfde geldt voor volwassenen. Tijdens EAACI 2023 presenteerde Emily Kallen (UMC Utrecht) de resultaten van een studie naar die diagnostische waarde van IgE gericht tegen Ana o 3 bij volwassenen met cashewnotenallergie.3

Lees verder

Ontdekking van een nieuw perzikallergeen

NTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2023

dr. Maria Angeles Lopez-Matas

Perzikallergie is een van de meest prevalente voedselallergieën in Europa, met name in het Middellandse Zeegebied.1,2 Op dit moment zijn er zeven perzikallergenen bekend, maar niet alle gevallen van perzikallergie kunnen verklaard worden door sensitisatie tegen een van deze allergenen.3,4 De symptomen van perzikallergie variëren tussen gering en ernstig, waarbij zelfs anafylaxie geïnduceerd kan worden.3 Tijdens EAACI 2023 werden de resultaten van een studie naar de ontdekking van nieuwe perzikallergenen gepresenteerd door dr. Maria Angeles Lopez-Matas (R&D Allergy & Immunology Unit, LETI Pharma SLU, Madrid, Spanje).5

Lees verder