NTvAAKI - jaargang 25, nummer 4, november 2025
dr. L.A. de Weger , dr. L. Bakker-Jonges , dr. A. van Vliet , H. Kuppen , dr. W. Batenburg , dr. A.F. van Leeuwen , M. Koenders , dr. H. de Groot
Door klimaatverandering worden steden in de zomer steeds heter en neemt de kwaliteit van deze leefomgeving af. Om de stad leefbaar te houden op warme dagen, investeren veel steden de komende tijd onder andere in vergroening en meer bomen. Het is belangrijk dat bij de keuze van de aan te planten boomsoorten de allergeniciteit van het pollen wordt meegenomen in de besluitvorming. Allergiepatiënten kunnen hier baat bij hebben voor hun gezondheid en kwaliteit van leven. Tegelijkertijd vraagt dit een betrouwbare classificatie van de boomsoorten op allergeniciteit, in de vorm van een lijst of kompas. In deze studie is een bomenkompas voor allergeen pollen voor Nederland opgesteld, waarin het pollen van de meest voorkomende bomen in Nederland is ingedeeld in 5 klassen. Voor deze bomen is in de internationale literatuur onderzocht of er allergene eigenschappen van het pollen beschreven zijn. Vervolgens is de uiteindelijke indeling op allergeniciteit afgestemd op lokale factoren zoals de hoeveelheid pollen dat jaarlijks in Nederland wordt geproduceerd en op de vastgestelde sensibilisaties in een groep Nederlandse patiënten. Het bomenkompas kan worden geraadpleegd op de website www.lumc.nl/bomenkompas en kan helpen bij een goede, allergeen-bewuste afweging over de aan te planten bomen.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2025;25(4):123–9)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 25, nummer 4, november 2025
drs. T. Hendriks , dr. A.W. van Tol
Vernale keratoconjunctivitis is een ernstig ziektebeeld met risico op cornealaesies en visusverlies. Het is een atopische aandoening en gaat vaker gepaard met allergische rinitis. Bij lichamelijk onderzoek is het belangrijk om onder het bovenooglid te kijken om te zien of er ‘giant’ papillen zijn. Samenwerking tussen oogarts en kinderarts/(kinder)allergoloog is belangrijk in de behandeling. Behandelen van de neus kan verbetering geven van de oogklachten en de noodzaak tot lokale oculaire behandeling met steroïden beperken. Bij duidelijke sensibilisatie voor inhalatie-allergenen en persisterende klachten kan immunotherapie, zowel sublinguaal als subcutaan, een positieve aanvulling zijn in de behandeling van vernale keratoconjunctivitis.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2025;25(4):130–4)
Lees verderNTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2025
No authors
Allergische rhinitis en/of conjunctivitis veroorzaakt door boompollen is een veelvoorkomende aandoening bij kinderen, die het dagelijks functioneren en de schoolprestaties negatief kan beïnvloeden. Uit onderzoek is gebleken dat de ‘SQ tree’-sublinguale immunotherapietablet werkzaam is bij zowel kinderen als volwassenen.1 Desondanks is een uitgebreidere evaluatie van de veiligheid van deze behandeling in de pediatrische populatie noodzakelijk. Tijdens EAACI 2025 presenteerde dr. Remi Gagnon (Clinique Spécialisée en Allergie de la Capitale, Québec, Canada) de veiligheidsuitkomsten bij kinderen van 5 tot 17 jaar uit de fase III-studie TT-06.2
Lees verderNTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2025
No authors
Patiënten met seizoensgebonden allergische rinitis beschikken over een beperkt aantal behandelmogelijkheden.1 Deze zijn niet voor iedereen effectief en worden vaak niet langdurig volgehouden. PQ-Grass is een subcutaan toegediend allergeenextract, specifiek ontwikkeld voor de behandeling van deze aandoening. In een fase III-studie werd onderzocht in hoeverre PQ-Grass humorale en cellulaire immuunreacties kan beïnvloeden bij patiënten met seizoensgebonden allergische rinitis. Tijdens EAACI 2025 presenteerde dr. Janice A. Layhadi (Imperial College London, VK) de resultaten van deze immunologische biomarkeranalyse.2
Lees verderNTvAAKI - jaargang 25, nummer 3, september 2025
D. Schouten MSc, dr. B. Appelman , dr. R. van Hooijdonk , dr. M. Lafeber , dr. S. Heetveld , drs. F.C.C. van Rhijn-Brouwer , J. Klappe , prof. dr. M. van Vugt
Door kennis van post-acute infectieuze syndromen (PAIS) te integreren met kennis van post-COVID kunnen nieuwe inzichten ontstaan op het gebied van ontstaansmechanismen en symptoombestrijding. In dit overzichtsartikel wordt het klinisch beeld van post-COVID in drie domeinen gedeeld: post-exertionele malaise, posturaal orthostatisch tachycardiesyndroom en symptomen lijkend op het mestcelactivatiesyndroom. Deze klinische syndromen ontstaan mogelijk door een ontregeling van het immuunsysteem of een metabool mechanisme. Management bestaat momenteel uit niet-medicamenteuze adviezen en off-label medicatie ter symptoombestrijding. In de toekomst zullen meer behandelstudies volgen die aangrijpen op deze drie domeinen. Deze zullen meer duidelijkheid scheppen over het ontstaansmechanisme van post-COVID en andere post-acute infectieuze syndromen.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2025;25(3):75–80)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 25, nummer 3, september 2025
M.W.M. van Lieshout-van den Reek MSc, dr. M.A. Breukels
Voedselallergieën vormen wereldwijd een groeiend gezondheidsprobleem, met aanzienlijke psychosociale en medische gevolgen voor getroffen kinderen en hun ouders. Dit onderzoek richtte zich op de begeleidingsbehoeften van ouders en kinderen bij de (her-) introductie van een voedselallergeen na een negatieve voedselprovocatietest, met aangetoonde sensibilisatie. In een retrospectieve, kwalitatieve studie werden zes gezinnen betrokken, bestaande uit zes ouderparen en hun kinderen, die tussen januari 2023 en januari 2024 een negatieve voedselprovocatietest ondergingen na eerder aangetoonde sensibilisatie voor het geteste voedselallergeen. De dataverzameling vond plaats via semigestructureerde diepte-interviews, die anoniem werden getranscribeerd en geanalyseerd. Door gebruik te maken van een doelgerichte steekproef werd een heterogene groep samengesteld, waardoor uiteenlopende ervaringen en behoeften naar voren kwamen. Het onderzoek werd voortgezet tot datasaturatie was bereikt. De resultaten toonden aan dat ouders en kinderen vaak aarzeling en angst ervoeren bij de (her)introductie van voedselallergenen, ondanks de negatieve testuitslag. Deze emoties werden voornamelijk veroorzaakt door eerdere allergische reacties en een gebrek aan vertrouwen. Ouders en kinderen misten gestructureerde informatie over hoe ze veilig moesten beginnen, evenals praktische richtlijnen over hoeveelheden en frequentie van inname. Gebrek aan follow-up en duidelijke protocollen werden als belangrijke tekortkomingen ervaren. Ook benadrukten de deelnemers de behoefte aan stapsgewijze begeleiding en gerichte ondersteuning om angst te verminderen en vertrouwen op te bouwen. Een belangrijke bevinding uit het onderzoek was de rol van de diëtist bij het succesvol (her-) introduceren van voedselallergenen. Ouders en kinderen gaven aan dat begeleiding door een diëtist helpt bij het opbouwen van vertrouwen, het vinden van geschikte alternatieve voedingsmiddelen en het structureren van het introductieproces.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2025;25(3):81–6)
Lees verderNTvAAKI - jaargang 25, nummer 2, mei 2025
drs. M.J.A. Kessels , dr. D.O. Klein , dr. C.M.G. Nieuwhof , dr. D. de Boer
Het diagnosticeren van een allergie kan moeilijk zijn en vereist gespecialiseerde kennis van medische professionals evenals in-vivo- en in-vitrodiagnostiek om overgevoeligheid voor allergenen te identificeren. Huisartsen zijn essentieel bij het herkennen van allergieën, omdat zij vaak de eerste medische professionals zijn die patiënten zien en daarmee als poortwachters fungeren. Het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft richtlijnen opgesteld om huisartsen te helpen bij het herkennen van een allergie. Er is echter mogelijk een verschil in de benadering van allergiediagnostiek tussen ziekenhuizen. Om te onderzoeken wat deze mogelijke verschillen zijn en om te kijken hoe de allergiediagnostiek kan worden geoptimaliseerd, werden internist-allergologen/immunologen en klinisch chemici geïnterviewd en namen huisartsen deel aan enquêtes. In dit onderzoek werden initieel twee ziekenhuizen betrokken, namelijk het Maastricht UMC+ en het Zuyderland in Sittard/Heerlen. Later werden het Máxima Medisch Centrum in Eindhoven en het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda toegevoegd. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er discrepanties zijn in hoe deze vier ziekenhuizen allergieën benaderen. Daarnaast verschilden de meningen over de noodzaak van het in combinatie aanvragen van voedselallergie- met inhalatie-allergiediagnostiek. Mogelijke oplossingen voor het bereiken van meer uniformiteit zijn het opstellen van gestandaardiseerde landelijke richtlijnen voor alle Nederlandse ziekenhuizen en het verzorgen van allergietrainingen voor huisartsen.
(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2025;25(2):41–7)
Lees verder