ALLERGIE

Behandeling met SQ HDM SLIT-tablet is werkzaam en veilig bij jonge kinderen met allergische rhinitus en rhinoconjunctivitis gedreven door huisstofmijt

NTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2024

No authors

De werkzaamheid en veiligheid van sublinguale immuuntherapie (SLIT) is reeds aangetoond in verschillende fase III-studies bij adolescenten en volwassenen met huisstofmijt (‘house dust mite’, HDM) allergische rhinitis (AR) of rhinoconjunctivitis (C), maar bewijs voor jonge kinderen (5–11 jaar) ontbreekt. Deze studie had daarom tot doel de werkzaamheid en veiligheid van SLIT bij jongere kinderen met HDM-AR/C te onderzoeken. De resultaten werden gepresenteerd tijdens het EAACI 2024 door prof. Antje Schuster (Düsseldorf University Medical Center, Duitsland).1

Lees verder

Remibrutinib: gunstig effect op ziekteactiviteit van chronische spontane urticaria

NTvAAKI - eaaci congresnieuws, nummer Special, september 2024

No authors

Ondanks standaardbehandeling met H1-antagonisten van de tweede generatie, blijft meer dan 50% van de patiënten met chronische spontane urticaria symptomatisch. Het verhogen van de dosis tot viermaal de standaarddosis leidt bij veel patiënten ook niet tot verbetering. In de parallelle fase III-studies REMIX-1 en REMIX-2 leidde behandeling met de nieuwe Bruton-tyrosinekinaseremmer remibrutinib tot betere klinische uitkomsten in vergelijking met placebo bij patiënten met chronische spontane urticaria bij wie de ziekte onvoldoende onder controle was met H1-antagonisten. De resultaten van de post-hocanalyses van deze studies werden tijdens EAACI 2024 gepresenteerd door prof. Marcus Maurer (Freie Universität Berlin en Humboldt-Universität zu Berlin, Duitsland).1

Lees verder

Vernieuwde nomenclatuur van allergische aandoeningen en overgevoeligheidsreacties

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 3, augustus 2024

dr. P.F. de Groot , dr. T.B. van der Houwen , dr. A.J. Kwakernaak , dr. A.E.L. Hak , prof. dr. T. Rustemeyer

SAMENVATTING

Dit artikel is een samenvatting van het recente EAACI ‘position paper’ over de nieuwe classificatie voor hypersensitiviteitsreacties. De snelle vooruitgang in diagnostiek, zoals ‘omics’-technologieën, moleculaire diagnostiek, geavanceerde genetische en epigenetische analysemethoden en nanotechnologie heeft geleid tot het genereren van grote hoeveelheden betrouwbare gegevens. Deze gegevens kunnen worden geanalyseerd met behulp van toepassingen van kunstmatige intelligentie, zoals ‘machine learning’. Deze gegevens bevorderen een grondig begrip van ziekten. Nieuwe endotypen voor verschillende allergische ziekten zijn ontdekt, wat leidt tot een verschuiving van louter op symptomen gebaseerde ziektebeschrijvingen naar de identificatie van biomarkers en complexe pathogenetische en metabole paden. Deze verschuiving vraagt om een update in het bestaande ziekteclassificatiesysteem. Het ‘ position paper’ speelt in op deze behoefte door een bijgewerkte nomenclatuur voor allergische ziekten te introduceren die voortborduurt op eerdere classificaties die teruggaan tot de vroege 20e eeuw. De overgevoeligheidsreacties die oorspronkelijk door Gell en Coombs zijn beschreven, zijn nu uitgebreid naar negen verschillende typen, waaronder antilichaam-gemedieerde reacties (typen I-III), celgemedieerde reacties (typen IVa-c), door weefselfactoren aangedreven mechanismen (typen V-VI) en directe reacties op chemische verbindingen (type VII). Typen I-III worden geassocieerd met zowel klassieke als nieuw geïdentificeerde klinische aandoeningen. Typen IVa-c zijn verder verfijnd om de laatste inzichten in T1-, T2- en T3-immuunreacties te weerspiegelen. Typen V-VI houden verband met afwijkingen in de epitheliale barrière en immuundysregulatie veroorzaakt door metabole factoren, terwijl type VII directe cellulaire en ontstekingsreacties op chemische verbindingen omvat. Het is belangrijk te realiseren dat bij klinische presentaties in de praktijk vaak een mengbeeld van deze typen een rol speelt. De praktische betekenis van deze nieuwe aanpak in de allergiebehandeling zal verder worden besproken in een artikel dat later dit jaar verschijnt van dezelfde auteurs. Hierin zal het belang van de nieuwe classificatie in de klinische praktijk worden benadrukt, waarin vaak sprake is van een wisselend samenspel van verschillende endotypen gedurende het leven van een persoon.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(3):90–6)

Lees verder

De praktische toepasbaarheid en voordelen van medische hypnose op een polikliniek Kinderallergologie

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 2, mei 2024

P.C. Hekkelaan , J. Brok Msc, M. Lee-Bakker Msc, dr. H. de Groot

SAMENVATTING

Medische hypnose kan in de gezondheidszorg worden toegepast met als doel het verhogen van het comfort van de patiënt. Verschillende studies tonen aan dat medische hypnose effectief is bij kinderen. Het resulteert in een afname van pijn en angst bij medische procedures en behandelingen. Daarnaast wordt het ook als nuttig beschouwd bij de behandeling van chronische pijn, zoals aanhoudende buikpijn. In een eigen studie werd het gebruik van medische hypnose op een polikliniek Allergologie onderzocht. In dit onderzoek is gekeken naar een afname in pijn tijdens allergeenimmunotherapie en huidtesten. Uit dit kleinschalige onderzoek kwam een positief resultaat voor het toepassen van medische hypnose.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(2):52–6)

Lees verder

Contactallergieën voor tandheelkundig materiaal of mondverzorgingsproducten

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 2, mei 2024

dr. S.M. Franken , dr. A.J. Feilzer , dr. N.A. Ipenburg , prof. dr. T. Rustemeyer

SAMENVATTING

In de mondzorg worden diverse restauratieve en prothetische materialen, tandheelkundige implantaten, geneesmiddelen en cosmetische materialen, zoals tandpasta en gebitsprothesereinigingsproducten, gebruikt. Deze materialen kunnen in principe contactallergieën geven, die zich kunnen uiten als lichenoïde reactie, cheilitis en angio-oedeem. Meestal gaat het om een lokale reactie van het mondslijmvlies en omgevende weefsels, maar er kan ook een systemische reactie elders in het lichaam optreden. Als een patiënt klachten krijgt van tandheelkundige materialen die zouden kunnen berusten op een allergie, is het zinnig om dit allergologisch te onderzoeken, hoewel dit vooralsnog geen volledige specificiteit of sensitiviteit heeft. Na een positief allergologisch onderzoek kan gerichter worden bekeken of de klachten van de patiënt bij het testresultaat passen en kan worden besloten of het zinnig is het tandheelkundige materiaal te vervangen en zo ja, welk materiaal eventueel een alternatief kan zijn. Na verwijderen van de oorzakelijke allergenen zouden de klachten volledig moeten verdwijnen.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(2):57–62)

Lees verder

‘Skin prick automated test’ (SPAT) in het diagnostische landschap van allergie

NTvAAKI - jaargang 24, nummer 1, februari 2024

dr. K. Roux , dr. S. Gorris , dr. S.F. Seys

SAMENVATTING

Allergische aandoeningen treffen één derde van de bevolking en gaan gepaard met een vaak onderschatte impact op de fysieke en mentale gezondheid van deze patiënten. De ‘skin prick test’ (SPT) en bepaling van specifiek IgE in serum vormen de hoekstenen van de diagnostiek van allergie tegen luchtwegallergenen. Van de SPT is bekend dat deze sensitiever is dan bepaling van specifiek IgE in serum, maar ook dat deze gepaard gaat met een zekere vorm van variabiliteit die kan worden toegewezen aan de vaardigheid van de tester, het testapparaat of de testextracten. Om hieraan tegemoet te komen en de betrouwbaarheid en standaardisatie van SPT te verhogen, werd een nieuw apparaat ontwikkeld, namelijk de ‘skin prick automated test’ (SPAT). Hiervan werd aangetoond in verschillende internationale publicaties dat de variabiliteit bij herhaaldelijk prikken met dezelfde testextracten bij eenzelfde persoon significant lager ligt bij SPAT ten opzichte van de conventionele manier van SPT. SPAT voert simultaan 12 prikken uit op de voorarm van de patiënt met een gestandaardiseerde prikkracht. Na 15 minuten worden met het SPAT-toestel 35 foto’s genomen onder verschillende hoeken van belichting, wat nadien toelaat om de huidreacties op een ‘web viewer’ op te meten en te digitaliseren. Op deze manier draagt het SPAT-toestel bij aan een meer reproduceerbare SPT via automatisering van het hele proces van de allergietest.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2024;24(1):14–9)

Lees verder

Allergisch beroepsastma: een vaak gemiste diagnose in de klinische praktijk

NTvAAKI - jaargang 23, nummer 4, november 2023

dr. J.P.M. van der Valk , dr. G.J. Braunstahl , drs. P. van Balen , dr. J.J. Maas , dr. J.C.C.M. in ’t Veen , dr. ir. J.H. Kappen

SAMENVATTING

Allergisch beroepsastma is een aandoening die wordt gekenmerkt door wisselende luchtwegvernauwing en/of bronchiale hyperreactiviteit door blootstelling aan één of meer allergenen op het werk. Vroege signalering, diagnosestelling en behandeling van beroepsastma is van belang om te voorkomen dat de patiënt jarenlang onnodig wordt blootgesteld aan de allergenen, met onherstelbare longschade, ziektemelding of uiteindelijk arbeidsongeschiktheid tot gevolg. De zorg voor patiënten met een vermoeden op beroepsastma kan structureel worden aangepakt door te werken met het recent ontwikkelde zorgpad Werkgerelateerde longziekten van de Long Alliantie Nederland. Hiermee kan de relatie tussen werk en astma worden gesteld met aanvullende diagnostiek, zoals specifieke bronchiale provocatietesten en specifiek sensibilisatie-onderzoek. Tevens kan worden beoordeeld of de patiënt voldoet aan de voorwaarden voor de tegemoetkomingsregeling voor een allergisch beroepsastma. Met deze eenmalige tegemoetkoming wil de overheid sinds 1 juli 2022 een erkenning bieden aan slachtoffers met een beroepsziekte. Indien er geen tijd of mogelijkheid is tot structurele aanpak van de werkgerelateerde longziekten in de reguliere ziekenhuizen of als er sprake is van complexe casuïstiek, wordt geadviseerd om de patiënt te verwijzen naar een kenniscentrum.

(NED TIJDSCHR ALLERGIE, ASTMA, KLIN IMMUNOL 2023;23(4):119–24)

Lees verder